Spring naar inhoud

Jaarrekening en toelichting

1. Balans per 31 december 2021

Bedragen x € 1.000

ACTIVA Ref. 31-12-2021 31-12-2020
       
VASTE ACTIVA      
materiële vaste activa 8.1    
onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie   16.581 17.601
       
vastgoedbeleggingen      
DAEB vastgoed in exploitatie 8.2 3.481.175 2.891.699
niet-DAEB vastgoed in exploitatie 8.2 320.434 280.489
onroerende zaken verkocht onder voorwaarden 8.3 22.882 19.461
vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie 8.3 34.693 42.859
    3.859.184 3.234.508
financiële vaste activa 8.4    
deelnemingen   1 1
latente belastingvordering   22.926 26.977
uitgesteld hedge-resultaat    44.508 45.588
overige vorderingen   150 164
    67.585 72.730
totaal vaste activa   3.943.350 3.324.839
       
VLOTTENDE ACTIVA      
voorraden 8.5    
vastgoed bestemd voor de verkoop   5.675 6.598
    5.675 6.598
vorderingen 8.6    
huurdebiteuren   2.616 2.102
overige vorderingen   20.033 573
overlopende activa   2.561 3.220
    25.210 5.895
       
liquide middelen 8.7 3.031 11.004
totaal vlottende activa   33.916 23.497
       
TOTAAL ACTIVA   3.977.266 3.348.336

Bedragen x € 1.000

PASSIVA Ref. 31-12-2021 31-12-2020
       
eigen vermogen 8.8    
herwaarderingsreserve   2.608.202 1.982.668
overige reserves   238.646 323.154
    2.846.848 2.305.822
       
voorzieningen 8.9    
voorziening onrendabele investeringen en herstructureringen   28.913 8.478
overige voorzieningen   1.959 1.986
    30.872 10.464
       
langlopende schulden 8.10    
schulden/leningen overheid   5.585 6.490
schulden/leningen kredietinstellingen   927.888 879.744
verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden   21.070 18.379
derivaten   11.437 14.210
financiele leaseverplichtingen   928 1.075
overige schulden   440 369
    967.349 920.267
       
kortlopende schulden 8.11    
schulden aan kredietinstellingen   346 0
schulden aan overheid   904 465
aflossingsverplichtingen   53.035 66.307
schulden aan leveranciers   12.768 5.076
belastingen en premies sociale verzekering   6.396 5.085
schulden terzake van pensioenen   1 271
overlopende passiva   58.746 34.579
    132.196 111.783
       
TOTAAL PASSIVA   3.977.266 3.348.336

2. Functionele winst- en verliesrekening over 2021

Bedragen x € 1.000

  ref. 2021 2020
huuropbrengsten   180.390 176.455
opbrengsten servicecontracten   7.456 7.567
lasten servicecontracten   -7.679 -7.628
overheidsbijdragen   1 8
lasten verhuur en beheeractiviteiten   -13.164 -15.836
lasten onderhoudsactiviteiten   -62.532 -49.638
overige directe operationele lasten exploitatie bezit   -28.503 -31.086
netto resultaat exploitatie vastgoedportefeuille 9.1 75.969 79.842
       
verkoopopbrengst vastgoedportefeuille   25.801 14.836
toegerekende organisatiekosten verkoop   -243 -219
boekwaarde verkochte vastgoedportefeuille   -18.410 -11.453
netto gerealiseerd resultaat verkoop vastgoedportefeuille 9.2 7.148 3.164
       
overige waardeveranderingen vastgoedportefeuille   -47.918 -14.442
niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille (vgp)   558.011 253.751
niet-gerealiseerde waardeveranderingen vgp verkocht onder voorwaarden   730 338
niet-gerealiseerde waardeveranderingen vgp bestemd voor verkoop   -23 561
waardeveranderingen vastgoedportefeuille 9.3 510.800 240.208
       
opbrengsten overige activiteiten   268 357
kosten overige activiteiten   -135 -196
netto resultaat overige activiteiten 9.4 133 161
       
overige organisatiekosten 9.5 -21.588 -5.031
leefbaarheid 9.6 -3.918 -3.997
       
waardeveranderingen van financiële vaste activa, effecten en derivaten   2.759 -3.517
andere rentebaten en soortgelijke opbrengsten   17 21
rentelasten en soortgelijke kosten   -26.242 -27.346
saldo financiële baten en lasten 9.7 -23.466 -30.842
       
RESULTAAT VOOR BELASTINGEN   545.078 283.505
belastingen 9.8 -4.052 1.871
RESULTAAT NA BELASTINGEN   541.026 285.376

3. Kasstroomoverzicht 2021

Bedragen x € 1.000

    2021 2020
Operationele activiteiten      
Huurontvangsten   179.824 175.394
Vergoedingen   8.313 8.469
Overheidsontvangsten   0 0
Overige bedrijfsontvangsten   9.784 8.869
Ontvangsten interest (uit operationele activiteiten)   6 6
Saldo ingaande kasstromen   197.927 192.737
       
Erfpacht   20 20
Betalingen aan werknemers   24.680 26.850
Onderhoudsuitgaven   58.171 42.345
Overige bedrijfsuitgaven   33.617 32.784
Betaalde interest   27.702 28.758
Sectorspecifieke heffing onafhankelijk van resultaat   113 132
Verhuurderheffing   12.789 15.926
Leefbaarheid externe uitgave niet investering gebonden   1.151 1.253
Vennootschapsbelasting   0 0
Saldo uitgaande kasstromen   158.242 148.068
       
Kasstroom uit operationele activiteiten   39.686 44.669
       
(Des)investeringsactiviteiten      
Verkoopontvangsten bestaande huur   22.442 14.581
Verkoopontvangsten woongelegenheden (VOV) na inkoop in dPi periode   261 587
Verkoopontvangsten grond   3.762 224
Ontvangsten uit hoofde van vervreemding vastgoedbeleggingen   26.465 15.392
       
Nieuwbouw huur   51.509 43.904
Verbeteruitgaven   40.159 16.747
Aankoop woongelegenheden (VOV) voor doorverkoop   2.776 173
Sloopuitgaven   4.028 2.382
Investeringen overig   1.657 5.224
Externe kosten bij verkoop   292 190
Verwerking van vastgoedbeleggingen   100.420 68.619
       
Saldo in- en uitgaande kasstromen vastgoedbeleggingen   -73.955 -53.227
    2021 2020
       
Ontvangsten verbindingen   20 82
Ontvangsten overig   10.082 0
Uitgaven overig   4.326 0
Saldo in- en uitgaande kasstroom financiële vaste activa   5.775 82
       
Kasstroom uit (des)investeringsactiviteiten   -68.180 -53.145
       
Financieringsactiviteiten      
Nieuwe te borgen leningen   86.903 75.000
Tussentelling inkomende kasstromen   86.903 75.000
       
Aflossing geborgde leningen   66.381 48.796
Aflossing ongeborgde leningen   0 199
Tussentelling uitgaande kasstromen   66.381 48.995
       
Kasstroom uit financieringsactiviteiten   20.522 26.005
       
Toename (afname) van geldmiddelen   -7.972 17.530
Wijziging kortgeld   0 -6.535
       
Geldmiddelen aan het begin van de periode   11.004 9
Geldmiddelen aan het einde van de periode   3.032 11.004

Onder de overige bedrijfsontvangsten worden de ontvangen gelden (€ 9,4 miljoen) van het Instituuut Mijnbouwschade Groningen voor toegekende schades verantwoord. Omdat de uitkering vooruit ontvangen wordt op de uit te geven herstelkosten, heeft dit een tijdelijk positief effect op de berekening van de ICR. Wanneer we de ICR zouden bepalen zonder dit effect, daalt de ICR van 2,43 naar 2,09.

4. Algemene toelichting

Activiteiten

Woningcorporatie Stichting Lefier (hierna: ‘Lefier’) is een stichting met de status van “toegelaten instelling volkshuisvesting”. De statutaire vestigingsplaats is gemeente Midden-Groningen. Het actieve werkgebied bestaat uit de vijf gemeenten: Borger-Odoorn, Emmen, Groningen, Midden-Groningen en Stadskanaal. De activiteiten bestaan voornamelijk uit de exploitatie en ontwikkeling van woningen voor de sociale huursector. De stichting heeft specifieke toelating in de regio Noord-Nederland en is werkzaam binnen de juridische wetgeving vanuit de Woningwet.

Continuïteit

Er zijn geen aandachtspunten die kunnen duiden op een mogelijk continuïteitsrisico. De bepalingen in RJ 170 (discontinuïteit en ernstige onzekerheid over continuïteit) zijn niet van toepassing. 

Vestigingsadres, rechtsvorm en inschrijfnummer handelsregister

De statutaire vestigingsplaats is Hoogezand in de gemeente Midden-Groningen. Lefier is feitelijk gevestigd op Winschoterdiep 50 te Groningen, Postbus 2102 CC te Emmen. Lefier is ingeschreven bij het handelsregister onder nummer 02028826.

Groepsverhoudingen

Lefier functioneert als hoofd van een groep, met Lefier Holding B.V. (100%) als enige deelneming. Aangezien deze deelneming van te verwaarlozen betekenis is wordt geen geconsolideerde jaarrekening opgesteld. 

Deelnemingen in groepsmaatschappijen worden gewaardeerd op de nettovermogenswaarde. Het gaat om de volgende deelnemingen:

Stelselwijzigingen

In de jaarrekening 2021 is geen sprake van een stelselwijziging.

Schattingswijzigingen

In de jaarrekening 2021 is geen sprake van schattingswijzigingen.

Presentatiewijzigingen

In de jaarrekening 2021 is een presentatiewijzigingen doorgevoerd ten aanzien van de functionele indeling van de winst-en-verliesrekening. Hiermee wordt aangesloten bij de voorschriften en nadere definities zoals opgenomen in de ‘Handleiding toepassen functionele indeling winst-en-verliesrekening bij corporaties, verslagjaar 2021’. Deze presentatiewijziging heeft betrekking op de bijdrageheffing AW die moet  worden verantwoord onder de 'overige organisatiekosten' in plaats van onder de 'overige directe operationele lasten exploitatie bezit'. De vergelijkende cijfers 2020 zijn hierop aangepast. De presentatiewijzigingen hebben geen invloed op het vermogen en het resultaat.

Oordelen en schattingen

Bij het toepassen van de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt de directie van Lefier zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Wanneer het voor het geven van het vereiste inzicht (artikel 2:362 lid 1 BW) noodzakelijk is, hebben we de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen in de toelichting op de betreffende post van de jaarrekening.

Verbonden partijen

Als 'verbonden partij' worden alle rechtspersonen aangemerkt waarover overheersende zeggenschap, gezamenlijke zeggenschap of invloed van betekenis kan worden uitgeoefend. Ook rechtspersonen die overwegende zeggenschap kunnen uitoefenen worden aangemerkt als verbonden partij. Ook de statutaire directieleden, andere sleutelfunctionarissen in het management van Lefier en nauwe verwanten zijn verbonden partijen.

Transacties van betekenis met verbonden partijen worden toegelicht voor zover deze niet onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan. Hiervan wordt toegelicht de aard en de omvang van de transactie en andere informatie die nodig is voor het verschaffen van het inzicht.

Deelneming Waardering Belang Vestigingsplaats KvK-nr
Lefier Holding B.V. deelneming gewaardeerd op netto vermogenswaarde 100,00% Midden-Groningen 02091641
Woningnet N.V. overige deelnemingen gewaardeerd op kostprijs 0,02% Utrecht 30171204

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. De liquiditeitspositie in het kasstroomoverzicht bestaat uit de liquide middelen onder aftrek van bankkredieten. In het kasstroomoverzicht maken we onderscheid tussen operationele, investerings- en financieringsactiviteiten.

De kasstromen uit hoofde van de financiering zijn gesplitst in kasstromen met betrekking tot mutaties in de hoofdsom (opgenomen onder financieringsactiviteiten) en betaalde interest (opgenomen onder operationele activiteiten). De investeringen in materiële vaste activa nemen we op onder aftrek van de onder overige schulden voorkomende verplichtingen.

Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest en winstbelastingen zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten. Transacties waarbij geen instroom of uitstroom van kasmiddelen plaatsvindt, waaronder het afsluiten van financiële leasing, zijn niet in het kasstroomoverzicht opgenomen.

Effecten aardbevingsrisico op waardering

Lefier heeft woningen in een gebied waar aardbevingen optreden. Dit heeft in het verleden, nu en in de toekomst effect op onder meer de bedrijfsvoering en het vastgoed en de hieraan gerelateerde risico’s.

In dit hoofdstuk gaan wij in op de effecten van aardbevingen voor Lefier:

  1. De risico’s en de beheersing daarvan waarna wordt aangegeven om welk vastgoed het gaat;
  2. De reeds ontstane schade en de afhandeling hiervan;
  3. De waarde en waarderingseffecten op het vastgoed in exploitatie en vastgoed in ontwikkeling, en de activiteiten op het gebied van versterken en verduurzamen;
  4. De gevolgen voor de jaarrekening.

1. Risico's en risicobeheersing

Door de ligging van het vastgoed wordt Lefier geconfronteerd met diverse belangrijke risico’s ten aanzien van de waardering van het vastgoed en de toekomstige bedrijfsvoering als gevolg van de aardbevingen.

De risico’s kunnen als volgt worden geduid:

Vastgoed

  • Afnemende (leeg)waarde van het bezit en het risico op verdere waardedaling en/of vertraagde verkopen door verandering van het sentiment in de markt ten aanzien van de bewoonbaarheid van de omgeving (waardeschade). Dit in aanvulling op de demografische ontwikkelingen in de regio (indirecte waardeschade);
  • Risico op de lagere kasstroom door leegstand vanwege onverhuurbaarheid en/of afnemende vraag en/of (bijvoorbeeld door onzekerheid over versterking) vertraagde oplevering van nieuwbouwprojecten en daardoor latere start van huurinkomsten (exploitatieschade);
  • Risico van directe fysieke schade aan het vastgoed (herstelschade);
  • Risico van verplichtingen tot versterking van het bezit om deze aardbevingsbestendig te maken, dit in lijn met de Nederlandse Praktijk Richtlijn voor Aardbevingsbestendig bouwen (versterkingsschade), in bepaalde gevallen heeft dit tot gevolg dat woningen moeten worden gesloopt en nieuw gebouwd;
  • Risico van hogere bouwkosten voor nieuwbouwprojecten waar geen extra baten tegen over staan omdat deze aardbevingsbestendig moeten worden gebouwd (bouwschade).

Bedrijfsvoering

  • Risico van extra kosten door verhoogde aandacht/extra te leveren inspanningen voor de exploitatie van het vastgoed en/of in de contacten met huurders, belanghebbenden, overhead en projectontwikkeling;
  • Risico van aansprakelijkheid voor schade/kosten bij optreden van persoonlijke ongelukken bij huurders als gevolg van aardbevingen en/of het verliezen van de huurwoningen;
  • Risico van kosten als gevolg van inspanningen om schade te beperken of moeten voorzien in noodvoorzieningen zowel in de bedrijfsvoering als in de huisvesting van huurders;
  • Risico van extra financieringskosten doordat reparatie van schades c.q. inspanningen om schades te behandelen en/of te beperken eerder gemaakt moeten worden dan vergoeding (huuropbrengsten en/of externe financiering) wordt ontvangen.

Over de risico’s is ook overleg gevoerd met de Autoriteit Woningcorporaties (hierna: AW) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (hierna: WSW). De AW en het WSW volgen de ontwikkelingen in het aardbevingsgebied. Lefier informeert beide partijen over de gevolgen voor haar portefeuilleplan.

De exploitanten van het gaswinningsgebied zijn wettelijk verplicht de schade en de kosten van het voorkomen van schade als gevolg van gaswinning te vergoeden (artikel 6:177 lid 1 en lid 4 BW, artikel 6:174 BW lid 3 BW, 6:184 BW en/of 6:162 BW in combinatie met art. 6:96 lid 1 en lid 2 onder a en b BW).

Inmiddels heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de NAM op afstand gezet en de regie genomen voor het herstel van de aardbevingsschade, het versterken van de woningen en het compenseren van de waardevermindering. In 2020 is de Tijdelijke wet Groningen in werking getreden en daarbij is het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) in 2021 gestart met de uitvoering van deze wet. Lefier gaat er dan ook vanuit dat alle vormen van schade als gevolg van de aardbevingen volledig vergoed worden door de NAM ofwel door het IMG.

2. Vastgoedbezit in aardbevingsgebied

Lefier heeft bezit in het gebied waar aardbevingen optreden.

Aardbevingsgebied (x € 100.000) Aantal VHE Marktwaarde WOZ waarde
Midden Groningen 4.820 515 561
Groningen 12.491 1.498 1.395

Het vastgoed is als volgt verdeeld over de diverse gemeenten en risicogebieden:

  • Alle woningen in de gemeente Midden Groningen zijn gebouwd boven het gasveld. Hier zijn veel schademeldingen.
  • De verhuureenheden in de gemeente Groningen zijn deels gebouwd bovenop het gasveld (Beijum, Lewenborg en Oosterhoogebrug). Hier zijn veel schademeldingen. De woningen in de Korrewegwijk zijn niet gebouwd op het gasveld, maar hier zijn wel veel schademeldingen. De andere wijken in de stad Groningen zijn niet gebouwd op het gasveld en hier zijn de schades meer incidenteel.

Vastgoedeigenaren in de provincie Groningen, in het bijzonder Oost Groningen en in gedeelten van de stad Groningen worden geconfronteerd met schade aan het vastgoed als gevolg van aardbevingen veroorzaakt door de gaswinning door de NAM.

Op grond van wettelijke bepalingen is de exploitant van de gasvelden, zijnde de NAM, aansprakelijk voor alle schade als gevolg van de exploitatie van de gasvelden. Lefier gaat er dan ook vanuit dat alle vormen van schade als gevolg van de aardbevingen vergoed worden door de NAM.

3. Schade aan onroerend goed

A. Herstelschade

Er is een schadeprocedure voor het afhandelen van fysieke schade aan het vastgoed. Herstel- en versterkingsschade werden door Lefier zelf afgehandeld en Lefier krijgt hiervoor een marktconforme vergoeding van het IMG.

Het aantal schademeldingen is in lijn met 2020 nog altijd fors:

Aantal Schademeldingen   2018 2019 2020 2021
Totaal aantal schademeldingen    132   694   1.243   1.315 
-waarvan geaccepteerd    86   479   1.060   917 
-waarvan niet in behandeling/geen schade          177 
-nog in behandeling/te behandelen    46   215   183   221 
ontvangen vergoeding(x€ 1.000)    446   3.177   8.447  9.844

B. Effecten van aardbevingen op de waarde van woningen (waarde schade)

Aardbevingen en het risico daarop hebben een effect op de waarde van het Lefier bezit en daarmee de vastgoedwaardering van Lefier (waardedalingsschade). Dit effect werkt door op de waardering in de jaarrekening en raakt zowel de marktwaarde in verhuurde staat als de beleidswaarde.

Het effect van aardbevingen op de marktwaarde is onderdeel van de vastgoedwaardering op basis van marktwaarde in verhuurde staat zoals deze is opgenomen in de balans van Lefier. Hierbij zijn zowel de verwachte kasstromen als de gehanteerde parameters met de bestaande kennis ingeschat. Gezien de aard van de problematiek geldt hier een meer dan normale onzekerheid ten aanzien van de inschattingen bij de parameters zoals opgenomen in de vastgoedwaardering.

De rechtbank in Assen heeft in 2015 uitspraak gedaan waardoor waardedaling van onroerend goed als gevolg van aardbevingen aangemerkt kan worden als schade en daarmee in aanmerking komt voor een vergoeding door de exploitant, de NAM. De inhoud van dit vonnis is in januari 2018 overgenomen door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Lefier wordt hiermee toegelaten tot een schadestaatprocedure waarin de omvang van de schade dient te worden vastgesteld. Lefier heeft op onder andere 30 oktober 2018 NAM aansprakelijk gesteld voor de waardevermindering.

Het uitblijven van een minnelijke regeling met NAM is voor Lefier aanleiding geweest om in april 2020 de dagvaarding voor de schadestaatprocedure aan te brengen. In de dagvaarding vordert Lefier vergoeding van de schade die wordt geleden ten gevolge van het feit dat het bezit door de aardbevingen minder waard is geworden.

Lefier heeft de berekening van de waardevermindering gebaseerd op het berekeningsmodel Invisior (gebaseerd op het model van  Prof. mr J.P. Elhorst en de heer N. Duran). Volgens dit model bedraagt voor Lefier de waardevermindering € 21.955.302. In de schadestaatprocedure wordt vergoeding van dit bedrag verlangd. In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft de commissie Hammerstein een advies voorbereid met betrekking tot de vergoeding van de waardedalingsschade. De schade wordt dan uit de civiele procesgang gehaald, maar afgewikkeld via een publiekrechtelijke regeling. Bij brief van 24 april 2019 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat het advies aan de Tweede Kamer toegezonden. Een uitspraak in de schadestaatprocedure wordt niet eerder dan ultimo 2022 verwacht. Voor een publiekrechtelijke afwikkeling zal een aanvraag moeten worden ingediend. Het is niet mogelijk om tegelijkertijd een civielrechtelijke en publiekrechtelijke aanspraak geldend te maken.

In februari 2022 heeft de NAM aangegeven bereid te zijn te spreken over een schikking. De verdere afspraken met betrekking tot het schikkingsvoorstel worden de komende periode verder uitgewerkt. Op het moment van vaststellen van de jaarrekening 2021 bestonden nog diverse onzekerheden omtrent de uitkomst van deze mogelijke schikking. De belangrijkste onzekerheden zien op de hoogte van de schikking voor Lefier, op het punt van finale kwijting en het feit dat alle corporaties tegelijk mee moeten in de schikking. De vordering is vanwege de onzekerheid niet opgenomen in de balans.

Voor de toelichting van de beleidswaarde van het vastgoed in exploitatie is er waardedalingsschade, maar is het effect minder waarneembaar, omdat dit vastgoed gewaardeerd is op basis van de contante waarde van de toekomstige exploitatiekasstromen en de leegwaarde minder van belang is bij de waardebepaling. Voor de gehanteerde uitgangspunten wordt verwezen naar toelichting par. 5.5.2 en 5.5.3 (waarderingsgrondslagen) en par. 10.2 (toelichting op de balans) zoals opgenomen in de toelichting op de jaarrekening. Het effect van afnemende verhuurbaarheid in de toekomst c.q. dalende restwaarde aan einde levensduur door aardbevingsschade is op dit moment onbekend en daarmee niet in de waardering begrepen.

C. Versterken, verduurzamen en eisen nieuwbouw (versterkingsschade / bouwschade)

Lefier heeft woningen in het aardbevingsgebied die hersteld en verstevigd moeten worden. Het gaat met name om woningen in de gemeente Midden-Groningen, en dan vooral in Slochteren, Schildwolde, Steendam, Tjuchem,  Siddeburen en Hoogezand. In deze dorpen staan woningen van Lefier met een (licht) verhoogd risico. Opnames van de (technische) staat van de woningen zijn de basis voor verstevigingsadviezen. Dan is duidelijk wat er met de woningen moet gebeuren. De werkzaamheden worden uitgevoerd volgens het bestuursakkoord 2020.

Batch 1581

We hebben in het afgelopen jaar geringe vooruitgang geboekt in onze versterkingsopgave. Voor de woningen van Lefier die vallen in de Batch 1581 (de groep van 1581 woningen die vanuit het oude versterkingsprogramma van de NCG al geïnspecteerd zijn, inclusief versterkingsadviezen) is een besluit genomen over de aanpak. Het proces om met de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) tot concrete afspraken over de aanpak van de woningen in die batch te komen, verloopt moeizaam. Maar we verwachten wel dat de NCG in 2022 duidelijk maakt binnen welke voorwaarden we de sloop/nieuwbouwopgave van de 104 woningen in Slochteren en Schildwolde kunnen oppakken.

Het voorstel van Lefier hoe we de opgave willen aanpakken is door de NCG intern geaccordeerd. Het ministerie BZK heeft op basis van het voorstel van Lefier de ministeriele regelingen op bepaalde punten aangepast. Het wachten is nog op de noodzakelijke schriftelijke toezeggingen van de NCG over onze aanpak van het project. 

Subsidieregeling woningcorporaties aardbevingsgebied Groningen

Sinds 10 juli 2021 is de subsidieregeling woningcorporaties aardbevingsgebied Groningen van kracht. Deze regeling voorziet in de mogelijkheid voor woningcorporaties om subsidie aan te vragen voor tegemoetkoming van hun huurders en voor verduurzaming, onderhoud en verbetering van hun bezit in het aardbevingsgebied. Van het totaal beschikbare bedrag ad € 135 miljoen, heeft Lefier € 29,5 miljoen aangevraagd. Inmiddels heeft Lefier hiervan € 10,1 miljoen ontvangen. Het overige ontvangt Lefier in tranches in 2022 en 2023. In het najaar van 2021 heeft Lefier haar huurders (bijna 6.000) in het aardbevingsgebied conform de regeling € 750 tegemoetkoming uitbetaald. Het overige subsidiegeld staat ter beschikking voor projecten in de gemeente Midden-Groningen en de meest oostelijke wijken van de Stad Groningen. Per balansdatum heeft Lefier nog een vordering op het Rijk als gevolg van deze regeling van € 19,4 miljoen (in de balans onder overige vorderingen). Aan de passiva zijde staat een bedrag van
€ 15,9 miljoen, welke op basis van toekomstige besluitvorming nog toe te wijzen is aan verduurzamingsprojecten. Voor twee projecten welke na juli 2021 zijn gestart en aan de voorwaarden voldoen (Kolham en Harkstede) is inmiddels een deel van de ontvangen subsidie gealloceerd.

D. Overheadkosten

Naast kosten verbonden aan schades maakt Lefier ook andere kosten verbonden aan aardbevingen. Dit betreft met name in- en externe overleguren en kosten van adviseurs. In 2018 hebben de gezamenlijke corporaties in het aardbevingsgebied een akkoord bereikt over de vergoeding van overheadkosten voor de periode 2014-2020. Voor 2021 zijn nieuwe afspraken gemaakt met het Ministerie van BZK voor maximaal
€ 350.000 gezamenlijk aan overheadkosten. Deze vergoeding dekt niet alle kosten. De corporaties hebben besloten vanuit de subsidieverlening allereerst de in het kader van de bevingsproblematiek voor het collectief gemaakte externe kosten te vergoeden aan de individuele corporaties.

4. Gevolgen voor de jaarrekening

Als gevolg van bovenstaande omstandigheden bestaan in beperkte mate onzekerheden ten aanzien van de vastgoedwaardering per 31 december 2021. Gezien de status van de inventarisatie van de technische en economische schade aan het vastgoed, het ontbreken van voldoende referentie-transacties (zeker bij complexgewijze verkopen die de basis vormen voor een marktwaarde waardering) en de lopende gesprekken en procedures met de Nationaal Coördinator Groningen, Dialoog-tafel, het Groninger Gasberaad, de NAM en het Ministere van Economische Zaken zijn de financiële consequenties hiervan vooralsnog niet op voldoende betrouwbare wijze te bepalen.

Lefier heeft tevens beoordeeld of zij financieel in staat is om de gevolgen van de aardbeving schade (timing verschil tussen uitgaande kasstromen als gevolg van schade herstel en beperking en extra kosten in haar bedrijfsvoering én te ontvangen vergoedingen) op te vangen en de toekomstige bedrijfsvoering te kunnen continueren. Naar de mening van het bestuur, met de kennis ten tijde van het opstellen van het jaarrekening is er geen aanleiding om te veronderstellen dat Lefier hier niet toe in staat zou zijn. De berekende lagere vastgoedwaardering heeft vooralsnog geen effect op de leningsvoorwaarden, de financiering is geborgd bij het waarborgfonds waarbij per balansdatum aan de criteria van het waarborgfonds (zijnde rentedekking, Solvabiliteit op beleidswaarde en Loan-to-value) wordt voldaan. Deze situatie leidt niet tot directe opeisbaarheid van de financiering. Lefier schat dit risico ten aanzien van de continuïteit op dit moment nog als laag in.

Gescheiden verantwoording DAEB / niet-DAEB

Stichting Lefier heeft de gescheiden verantwoording DAEB/ niet-DAEB opgenomen in de toelichting op de enkelvoudige jaarrekening. De niet-DAEB activiteiten van stichting Lefier zien toe op:

  • Het verhuren van woningen die tot de niet-DAEB tak behoren; zijnde vrije sector huurwoningen met een huurprijs boven de liberalisatiegrens, met als doel het behaalde rendement bij te laten dragen in het realiseren van de portefeuille strategie van de DAEB tak.
  • Het verhuren van bedrijfs onroerend goed (BOG); zijnde winkels en kantoren.
  • Het verhuren van parkeergelegenheden.
  • Grondposities die binnen een termijn van 5 jaren geen bestemming sociale woningbouw hebben.

Om tot een gescheiden balans, winst- en verliesrekening en kasstroomoverzichten te komen, worden een aantal uitgangspunten gehanteerd. Een aantal toe te rekenen posten worden in overeenstemming met het dd. 14 december 2017 goedgekeurde scheidingsvoorstel volledig aan de DAEB-, dan wel aan de niet-DAEB activiteiten toegerekend. Voor andere niet direct toe te rekenen posten in de gescheiden balans, winst- en verliesrekening en kasstroomoverzichten wordt uitgegaan van een aantal veronderstellingen. De belangrijkste veronderstellingen zijn onderstaand nader toegelicht:

1. Directe scheiding op VHE-niveau

Balans Winst-en-verliesrekening Kasstromen
vastgoedbeleggingen huuropbrengsten huurontvangsten
voorraden opbrengsten servicecontracten vergoedingen
verkocht onder voorwaarden verkoopopbrengsten en -lasten (des)investeringen
debiteuren overige waardeveranderingen verkopen
latente belastingen niet- gerealiseerde waardeveranderingen verhuurderheffing
voorziening onrendabele investeringen verhuurderheffing -
- vennootschapsbelasting -

2. Gescheiden op basis van borging achterliggende financiering of aard activiteit

Balans Winst-en-verliesrekening Kasstromen
materiële vaste activa ten dienste van exploitatie afschrijvingen renteontvangsten
schulden/leningen overheid financiële baten - en lasten renteuitgaven
schulden/leningen kredietinstellingen leefbaarheid financieringskasstromen
interne lening - leefbaarheid
derivaten - -
deelnemingen - -

3. Toerekening op complexniveau en gescheiden op basis van relatieve verdeling eenheden in complex

Balans Winst-en-verliesrekening Kasstromen
overige vorderingen lasten servicecontracten lasten servicecontracten
overige schulden lasten onderhoudsactiviteiten personeelskosten
crediteuren overige directe exploitatielasten lasten onderhoudsactiviteiten
overige voorzieningen - overige directe exploitatielasten
belastingen en premies sociale verzekeringen - -

5. Grondslagen voor waardering activa en passiva

5.1 Algemeen

De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met artikel 35 van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting 2017, artikel 30 en 31 van Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting (BTIV) 2017, richtlijn 645 van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (herzien 2018) en de Beleidsregels toepassing Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector ('WNT').

Activa en verplichtingen worden in het algemeen gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs of de actuele waarde. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans, de winst- en verliesrekening en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen. Met deze referenties wordt verwezen naar de toelichting. Toelichtingen op posten in de balans, winst-en-verliesrekening en kasstroomoverzicht worden in de jaarrekening genummerd.

5.2 Vergelijking met voorgaand jaar

De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar.  

5.3 Materiële vaste activa

Onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie

Bedrijfsgebouwen en terreinen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs plus bijkomende kosten of vervaardigingsprijs onder aftrek van lineaire afschrijvingen gedurende de verwachte toekomstige gebruiksduur. Op terreinen wordt niet afgeschreven. Er wordt rekening gehouden met de bijzondere waardeverminderingen die op balansdatum worden verwacht. Overige vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs inclusief direct toerekenbare kosten, onder aftrek van lineaire afschrijvingen gedurende de verwachte toekomstige gebruiksduur en bijzondere waardeverminderingen.

Lefier beoordeelt op iedere balansdatum of er aanwijzingen zijn dat een vast actief aan een bijzondere waardevermindering onderhevig kan zijn. Indien dergelijke indicaties aanwezig zijn, wordt de realiseerbare waarde van het actief vastgesteld. Indien het niet mogelijk is de realiseerbare waarde voor het individuele actief te bepalen, wordt de realiseerbare waarde bepaald van de kasstroomgenererende eenheid waartoe het actief behoort. Van een bijzondere waardevermindering is sprake als de boekwaarde van een actief hoger is dan de realiseerbare waarde; de realiseerbare waarde is de hoogste van de opbrengstwaarde en de bedrijfswaarde. Een bijzonder-waardeverminderingsverlies wordt direct als last verwerkt in de winst-en-verliesrekening onder gelijktijdige verlaging van de boekwaarde van het betreffende actief. De kosten van groot onderhoud worden in de winst- en verliesrekening verantwoord op basis van de componentenbenadering en indien deze niet levensduurverlengend zijn.

5.4 Vastgoedbeleggingen

Algemene uitgangspunten

Tenzij bij de afzonderlijke balansposten iets anders wordt vermeld gelden voor alle materiële vaste activa de volgende algemene uitgangspunten.

Verkrijgings- of vervaardigingsprijs

De verkrijgings- of vervaardigingsprijs wordt bepaald als de som van alle direct toe te rekenen uitgaven onder aftrek van afschrijvingen gedurende de geschatte toekomstige gebruiksduur. Op grond wordt niet afgeschreven. Voor zover verkregen subsidies kwalificeren als investeringssubsidie worden deze in mindering gebracht op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Tevens worden hierbij de rente op vreemd vermogen tijdens de bouw en direct toerekenbare interne kosten alsmede transactiekosten geactiveerd. Toerekening van rente vindt plaats in overeenstemming met paragraaf 6.3. Er wordt rekening gehouden met bijzondere waardeverminderingen die op balansdatum worden verwacht.

Indien grond gekocht is met opstallen, met de intentie de opstallen te slopen of teniet te laten gaan en vervolgens op de grond nieuwbouw te realiseren, dan maken de eventuele boekwaarde van de opstallen en de gemaakte sloopkosten deel uit van de verkrijgingsprijs van de grond.

Verwerking van groot onderhoud

Voor de toekomstige kosten van groot onderhoud en herstelkosten aan de bedrijfsgebouwen is geen voorziening voor groot onderhoud gevormd.

Lefier verwerkt de kosten van groot onderhoud aan haar materiële vaste activa als onderdeel van de boekwaarde indien wordt voldaan aan de criteria voor activering. De geactiveerde kosten worden als afzonderlijke component behandeld. Voor zover sprake is van vervanging van onderdelen van het actief wordt de nog aanwezige boekwaarde van deze onderdelen gedesinvesteerd. Indien de boekwaarde van deze te desinvesteren onderdelen niet afzonderlijk uit de activa registratie zijn te herleiden wordt deze benaderd op basis van de huidige uitgaven, teruggerekend naar de datum van oorspronkelijke investering, en indien van toepassing rekening houdend met de naar benadering tot het moment van vervanging hierover gepleegde afschrijvingen.

DAEB vastgoed in exploitatie en niet-DAEB vastgoed in exploitatie

Verwerking verbetering vastgoed in exploitatie

Uitgaven in het vastgoed in exploitatie na eerste verwerking worden verwerkt als onderdeel van de kostprijs van het vastgoed in exploitatie indien deze betrekking hebben op een verbetering. Dit is het geval indien:

De werkzaamheden die dienen om aan de onroerende zaak of een zelfstandig gebouwdeel een wezenlijke verandering aan te brengen, waardoor de onroerende zaak naar inrichting, aard of omvang een wijziging heeft ondergaan.

Tot de verbeteringen worden ten minste gerekend de werkzaamheden die verband houden met:

  • Het gebruiksklaar maken van een nieuwverworven onroerende zaak;
  • De nieuwbouwuitgaven bij vervangende nieuwbouw die volgen na het slopen van bestaande opstallen;
  • Herstel van fysieke beschadiging aan onroerende zaken als gevolg van abnormale gebeurtenissen, en
  • Een ingrijpende verbouwing.

Er is sprake van een ‘ingrijpende verbouwing’ als een onroerende zaak technisch en economisch gezien hoogst verouderd is of als van een onroerende zaak een gedeelte bouwvallig is, welk gedeelte wordt afgebroken, en in het overblijvende gedeelte een groot aantal veranderingen en vernieuwingen wordt aangebracht.

We beschouwen de ingrijpende verbouwing (renovatie) als een investering wanneer wordt voldaan aan minstens drie van de volgende vier criteria:

  1. De energetische prestaties verbeteren wezenlijk (meerdere labelstappen) waardoor het bezit vanwege de ingrijpende verbouwing ook vanuit energetisch perspectief voor de langere termijn verhuurbaar is.
  2. Gevelrenovatie of dakrenovatie (inclusief isolatie) maakt op een zodanige manier deel uit van de aanpak waardoor deze op een niveau vergelijkbaar met dat van nieuwgebouwde objecten wordt gebracht.
  3. De werkzaamheden aan de onroerende zaak zijn mede gericht op het brengen dan wel houden van de kwaliteit van de badkamers, toiletten en keukens op het technische en functionele niveau dat in redelijkheid minimaal in nieuwgebouwde objecten mag worden verwacht.
  4. Installatievoorzieningen van de verhuurbare eenheden, dan wel complexen zijn als gevolg van de werkzaamheden toekomstbestendig in de zin dat ze niet binnen 10 jaar hoeven te worden aangepakt.

Overige onderhoudslasten, worden in de winst-en-verliesrekening verwerkt. Dit betreffen de werkzaamheden die naar hun aard dienen om een verhuurbare eenheid, dan wel complex – in vergelijking met de toestand waarin die zich bij stichting of latere verandering bevond – in bruikbare staat te herstellen en aldus de ingetreden achteruitgang op te heffen; dit ongeacht de omvang van de uitgaven.

Typering

DAEB vastgoed omvat woningen, maatschappelijk vastgoed en overig sociaal vastgoed in exploitatie die volgens het op 14 december 2017 definitief goedgekeurde scheidingsvoorstel van Lefier als DAEB vastgoed classificeerden. Hierbij is rekening gehouden met mutaties in de DAEB portefeuille sinds die datum.

Over het algemeen zijn dit woningen met een huurprijs onder de huurtoeslaggrens, woningen boven de huurtoeslaggrens waarvan Lefier voornemens is om deze in de toekomst als DAEB vastgoed te verhuren en maatschappelijk vastgoed. Maatschappelijk vastgoed is bedrijfsonroerend goed dat is verhuurd aan maatschappelijke organisaties, waaronder zorg-, welzijn-, onderwijs en culturele instellingen en dienstverleners.

Niet-DAEB vastgoed omvat woningen en overige objecten welke niet voldoen aan het criterium van het DAEB vastgoed.

Kwalificatie

Lefier richt zich op het realiseren van de volkshuisvestelijke taken. Dit betekent dat beleidskeuzes rondom het vastgoed primair worden gemaakt met in achtneming van haar taak als sociale huisvester. Daarnaast worden investeringsbeslissingen mede genomen op basis van een analyse van het financiële rendement. Een beperkt deel van de portefeuille is gealloceerd voor verkoop. Basis voor de waardering is het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde in verhuurde staat.

Waarderingsgrondslag

Vastgoed in exploitatie wordt op grond van artikel 35 lid 2 van de Woningwet gewaardeerd tegen de marktwaarde in verhuurde staat (actuele waarde). Lefier waardeert haar vastgoed in exploitatie bij eerste verwerking tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Daarna vindt waardering plaats tegen de actuele waarde zijnde de marktwaarde in verhuurde staat. De waardering tegen marktwaarde in verhuurde staat vindt plaats overeenkomstig de methodiek die is opgenomen in bijlage 2 bij artikel 14 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (‘Handboek modelmatig waarderen marktwaarde 2021’).

Marktwaarde in verhuurde staat is het geschatte bedrag waartegen vastgoed tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige verkoper na behoorlijke marketing in een zakelijke transactie zou worden overgedragen op de peildatum, waarbij partijen met kennis van zaken, prudent en zonder dwang zouden hebben gehandeld.

Lefier past voor het volledige bezit de full versie van het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde toe. De berekening van de marktwaarde geschiedt op een modelmatige wijze waarbij conform de full versie een externe taxateur wordt ingeschakeld. De nauwkeurigheid van de waardering, bij zowel waardering volgens de basisversie en full versie, wordt geacht te liggen binnen een bandbreedte van 10% plus en min de waarde.

Complexindeling

Overeenkomstig het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde vindt waardering op waarderinsgscomplexniveau plaats. Elk waarderingscomplex bestaat uit vergelijkbare verhuureenheden voor wat betreft type eenheid, bouwjaar en locatie. Daarnaast is het gehele waarderingscomplex als eenheid aan een derde partij te verkopen. Alle verhuureenheden van Lefier maken deel uit van een waarderingscomplex of vormen een afzonderlijk waarderingscomplex.

Waarderingsmethode

De marktwaarde in verhuurde staat van het vastgoed in exploitatie is gebaseerd op een modelmatige, op kasstromen gebaseerde methodiek. De basiskenmerken van de methodiek zijn als volgt:

  • De aannames aangaande de geprognosticeerde kasstromen zijn gebaseerd op de contractuele rechten en verplichtingen van de toegelaten instelling die rusten op het vastgoed.
  • De overige (na de contractperiode in acht te nemen) aannames en uitgangspunten zijn gebaseerd op gegevens van de markt waarop de toegelaten instelling actief is.
  • Feiten en omstandigheden die kunnen worden gekwalificeerd als verplichtingen die niet specifiek aan het vastgoed zijn toe te rekenen zijn (zoals bijvoorbeeld afgesloten convenanten met gemeenten over aan te houden volumes in huurprijscategorieën en mogelijk in de toekomst te maken prestatie afspraken) zijn niet opgenomen in de waardering van het vastgoed maar maken onderdeel uit van de niet in de balans opgenomen verplichtingen.
  • Het rekenmodel maakt gebruik van een Netto Contante Waardeberekening (NCW), ook wel Discounted Cash Flow (DCF) genaamd. Dit betekent dat voor een periode van 15 jaar de inkomsten en uitgaven worden geschat en dat deze aan de hand van een disconteringsvoet “contant” worden gemaakt naar het heden. Daarnaast wordt een eindwaarde bepaald na afloop van de DCF-periode van 15 jaar (de zogenaamde exit yield).

Het inschatten van kosten en opbrengsten wordt gedaan aan de hand van twee scenario’s; doorexploiteren en uitponden. Bij doorexploiteren is de veronderstelling dat het volledige complex in bezit blijft gedurende de volledige DCF-periode. Het inrekenen van de markthuur dan wel de lagere maximale huur (WWS) geschiedt bij mutatie. Bij uitponden is de veronderstelling dat bij mutatie tot verkoop van individuele woningen wordt overgegaan.

Bij beide scenario’s wordt ervan uitgegaan dat het object/complex in zijn geheel aan een derde wordt verkocht en dat deze derde de afweging maakt tussen beide scenario’s. Per complex wordt uiteindelijk het scenario met de hoogste uitkomst gelijk gesteld aan het begrip “marktwaarde verhuurde staat”, zijnde de reële waarde waartegen de waardering van het vastgoed plaats vindt. Dit geldt met uitzondering van studentenhuisvesting, hier wordt standaard uitgegaan van het scenario doorexploiteren vanwege het ontbreken van een courante “kopersmarkt”.

Het inschatten van de kosten en opbrengsten wordt op basis van een marktconform uitgangspunt gedaan. De volgende parameters worden hierbij gehanteerd:

  • Prijsinflatie ten behoeve van de jaarlijkse indexatie van de ingerekende contracthuur, de markthuur, de maximale huur en de liberalisatiegrens, belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten;
  • Loonstijging als uitgangspunt voor de stijging van de beheerskosten;
  • Bouwkostenstijging vormt het uitgangspunt voor de stijging van de onderhoudskosten, de verkoopkosten en de verouderingskosten;
  • Leegwaardestijging is de basis voor de stijging van de verkoopopbrengst in het uitpondscenario.

Lefier heeft de in het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde 2021 voorgeschreven parameters en uitgangspunten toegepast. De belangrijkste uitgangspunten zijn:

Parameters woongelegenheden 2022 2023 2024 2025 2026 2027 e.v.
Prijsinflatie 1,80% 1,90% 1,90% 1,90% 2,00% 2,00%
Looninflatie 2,20% 2,10% 2,30% 2,30% 2,40% 2,50%
Bouwkostenstijging 3,20% 2,10% 2,30% 2,30% 2,40% 2,50%
Leegwaardestijging (Groningen stad) 9,00% 3,00% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00%
Leegwaardestijging (prov. Groningen) 11,00% 5,00% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00%
Leegwaardestijging (prov. Drenthe) 10,00% 4,00% 2,00% 2,00% 2,00% 2,00%
Huurstijging boven prijsinflatie voorgaand jaar – zelfstandige eenheden 1,00% 1,00% 1,00% 0,50% 0,50% 0,50%
Huurstijging boven prijsinflatie voorgaand jaar – onzelfstandige eenheden 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
Instandhoudingsonderhoud per vhe (incl. mutatie)  
EGW € 292 - € 2.399
MGW € 197 - € 2.399
Studenteneenheid € 375 - € 1.588
Zorgeenheid (extramuraal) nvt
Beheerkosten per vhe: 2021 2020
EGW 467 458
MGW 459 450
Studenteneenheid 432 423
Zorgeenheid (extramuraal) 423 415
Gemeentelijke OZB (% van de WOZ) 0,17%-0,22% 0,18%-0,21%
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ) 0,07% 0,08%
Verhuurderheffing (% van de WOZ) 0,33% 0,53%
Huurderving (% van de theoretische huursom) 1,00% 1,00%
Mutatiekans bij doorexploiteren 8,96% 9,40%
Mutatiekans bij uitponden 8,96% 9,40%
Mutatieleegstand DAEB 0 maanden 0 maanden
Mutatieleegstand niet-DAEB 3 maanden 3 maanden
Verkoopkosten bij uitponden (% van de leegwaarde) 1,20% 1,30%
Disconteringsvoet 4,80% 4,80%

Voor splitsingskosten is een norm gehanteerd van € 555 per te splitsen eenheid. De overdrachtskosten, bestaande uit overdrachtsbelasting alsmede notaris- en registratiekosten, bedragen 9% van de berekende waarde van een verhuureenheid.

Parameters bedrijfsmatig en maatschappelijk onroerend goed 2021 2020
Instandhoudingsonderhoud per m2 bvo € 6,00 /€ 7,30 € 5,80 /€ 7,00
Mutatieonderhoud per m2 bvo € 10,10 /€ 12,20 € 9,70 /€ 11,80
Beheerkosten % van de markthuur - BOG 3,00% 3,00%
Beheerkosten % van de markthuur - MOG 2,00% 2,00%
Gemeentelijke OZB (% van de WOZ) 0,20%-0,53% 0,38%-0,94%
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ) 0,12% 0,12%
Disconteringsvoet 5,96% 6,36%
Parameters intramuraal zorgvastgoed 2021 2020
Instandhoudingsonderhoud per m2 bvo 9,30 9,30
Mutatieonderhoud per m2 bvo 12,20 11,80
Beheerkosten 2,50% 2,50%
Gemeentelijke OZB (% van de WOZ) 0,20%-0,53% 0,38%-0,94%
Belastingen, verzekeringen en overige zakelijke lasten (% van de WOZ) 0,33% 0,34%
Disconteringsvoet 5,96% 5,96%

Lefier heeft de in het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde 2021 voorgeschreven parameters toegepast. Onder toepassing van de full-versie heeft Lefier de voor de volgende vrijheidsgraden van het Handboek afwijkende standpunten ingenomen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het bezit en/of de omgeving waarbinnen Lefier opereert.

Vrijheidsgraad Uitgangspunt Handboek Aanpassing Lefier 
Schematische vrijheid Separate kasstromen specifiek tonen Conform basisversie
Markthuur(stijging) Prijsinflatie Basis (en stijging) conform afspraak noordelijk marktwaarde-overleg en fine-tuning op basis van markthuurreferenties.
Exit Yield Modelmatig bepaald De exit yield is bepaald door de taxateur op basis van referentietransacties
Leegwaarde WOZ-waarde Modelmatig bepaald en vastgesteld door taxateur op comparatieve wijze op basis van referentie transacties
Leegwaardestijging Normering naar provincie of 4 grote steden Conform afspraak noordelijk marktwaarde-overleg
Disconteringsvoet uitponden/doorexploiteren Modelmatig vastgesteld Basis conform afspraak noordelijk markwaarde-overleg fine-tuning per complex op basis van daadwerkelijke beleggingsmarktreferenties en verhouding kapitalisatiefactor vs huur/leegwaarde
Mutatie- en verkoopkans Op basis van afgelopen 5 jaar Op basis van afgelopen 5 jaar
Onderhoud Normbedrag per type Normbedrag per type eenheid (VTW-norm) gecorrigeerd voor vorm factor
  verhuureenheid  
Technische splitsingskosten Genormeerd bedrag Conform basisversie
Erfpacht Niet van toepassing Geen
Bijzondere uitgangspunten Niet van toepassing Geen

De invulling van deze vrijheidsgraden is door de externe taxateur beoordeeld op aannemelijkheid en betrokken in de full taxaties.

Gehanteerde werkwijze taxaties

Jaarlijks wordt de waardering van 1/3 deel van de portefeuille vastgoed in exploitatie door externe onafhankelijke taxateurs gevalideerd door middel van gevel/zicht taxatie. Tevens vindt een toets op de waardering plaats op basis van beschikbare referentietransacties. De overige 2/3 deel van de portefeuille vastgoed in exploitatie worden door middel van een interne taxatie bepaald en gevalideerd. Het BOG is volledig door de taxateur gewaardeerd, waarvan een deel door een markttechnische update.

Mutatie marktwaarde in verhuurde staat

Mutaties in de reële waarde van vastgoed in exploitatie worden in de winst-en-verliesrekening verantwoord onder ‘Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille’.

Herwaardering

De herwaarderingsreserve wordt bepaald als het positieve verschil tussen de marktwaarde in verhuurde staat en de initiële verkrijgings- of vervaardigingsprijs (zonder rekening te houden met enige afschrijving of waardevermindering) en onder aftrek van (latente) belastingverplichtingen

Bepaling beleidswaarde (ten behoeve van de toelichting)

De beleidswaarde sluit aan op het beleid van Lefier en beoogt inzicht te geven in de verdiencapaciteit van haar vastgoed in exploitatie, uitgaande van dit beleid. Onder de beleidswaarde wordt verstaan de contante waarde van de aan een actief of samenstel van activa (kasstroom genererende eenheden) toe te rekenen toekomstige kasstromen uitgaande van het beleid van Lefier. De grondslagen voor de beleidswaarde van het vastgoed in exploitatie (zelfstandige- en onzelfstandige woongelegenheden) komen overeen met de grondslagen voor de bepaling van de marktwaarde, met uitzondering van:

  1. Enkel uitgaan van het door exploiteerscenario, derhalve geen rekening houden met een uitpondscenario en geen rekening houden met voorgenomen verkopen van vastgoed in exploitatie. Hierbij wordt tevens uitgegaan van eeuwigdurende looptijd in de eindwaarde. Ten aanzien van de gehanteerde exit yield wordt direct aangesloten bij de gehanteerde methodiek volgens het Handboek modelmatig waarderen. Deze is daarmee niet langer als vrijheidsgraad toegepast.
  2. Inrekening van de intern bepaalde streefhuur in plaats van de markthuur, vanaf het ingeschatte moment van (huurders)mutatie. De streefhuur betreft de huur die volgens het beleid van de corporatie bij mutatie in rekening wordt gebracht, passend binnen de geldende wet- en regelgeving, feitelijke beklemmingen en prestatieafspraken met gemeenten. Lefier hanteert in haar beleid een generieke korting van 28,5% en opslagen voor de markt-aantrekkelijkheid van de woning en afslagen voor die woningen die qua duurzaamheid een hogere energie-index hebben (en daarmee hogere energielasten voor onze huurders, via afslagen willen we dit gedeeltelijk compenseren).
  3. Inrekening van toekomstige onderhoudslasten. De componenten instandhoudingsonderhoud en mutatie-onderhoud zijn vervangen door een nominale eigen onderhoudsnorm.
  4. Inrekening van toekomstige lasten verhuur- en beheeractiviteiten in plaats van marktconforme lasten ter zake. Hieronder worden verstaan de directe en indirecte kosten die rechtstreeks zijn te relateren aan de verhuur- en beheeractiviteiten van de corporatie en zoals deze worden opgenomen onder het hoofd ‘lasten verhuur en beheeractiviteiten’ in de resultatenrekening. In de norm is rekening gehouden met een 10% besparing in de lasten verhuur en beheeractiviteiten. Een beleidsdoelstelling die door Bestuur is geformaliseerd in het Financieel Beleidsplan. Lefier hanteert hierbij de volgende uitgangspunten ten opzichte van de marktwaarde:

Beleidsnormen - woningportefeuille

(normbedrag per woning x € 1,-) beleidsnorm onderhoud verhuur en beheer *overige exploitatielasten beleidsnorm beheer
DAEB woningen 2.135 (2020: 1.850) 420 (2020: 475) 541 (2020: 525) 961 (2002: 1.000)
niet-DAEB woningen 2.257 (2020: 775) 420 (2020: 475) 996 (2020: 950) 1.417 (2020: 1.425)
studentenhuisvesting zelfstandig 1.937 (2020: 925) 420 (2020: 475) 476 (2020: 310) 897 (2020: 785)
studentenhuisvesting onzelfstandig 1.187 (2020: 925) 420 (2020: 475) 197 (2020: 310) 618 (2020: 785)

De beleidswaarde van intramuraal vastgoed en de niet-woongelegenheden is gelijk aan de marktwaarde en hierbij wordt dus verondersteld dat de marktuitgangspunten overeenkomen met de eigen beleidsuitgangspunten. Voor zover afwijkend voor de bepaling van de marktwaarde in verhuurde staat gehanteerde uitgangspunten, zijn de gehanteerde uitgangspunten voor de toekomstige exploitatie – zoals toegepast voor de bepaling van de beleidswaarde van de activa in exploitatie - afgeleid van de meerjarenbegroting (ontwikkeling streefhuur, onderhoudslasten en de lasten verhuur en beheeractiviteiten) en geënt op de wettelijke voorschriften opgenomen in RTiV artikel 151. Lefier heeft hierbij uitgangspunten bepaald die mede van invloed zijn op de beleidswaarde. Wijzigingen van deze uitgangspunten zijn derhalve van invloed op deze waarde.

Vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie

Typering

Dit betreffen complexen in aanbouw die zijn bestemd om te worden ingezet als vastgoed in exploitatie.

Waarderingsgrondslag

Vastgoed in aanbouw of ontwikkeling bestemd voor toekomstige exploitatie wordt gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs en toegerekende kosten van het werkapparaat uit hoofde van voorbereiding, toezicht en directievoering of lagere marktwaarde.

Tijdens de bouw wordt rente toegerekend vanaf het moment dat daadwerkelijk met ontwikkeling is gestart. De geactiveerde rente wordt berekend tegen de gemiddelde rentevoet over het totale vreemde vermogen. Voor onroerende zaken waarvoor specifieke financiering is aangetrokken wordt de interestvoet van deze specifieke financiering gehanteerd.

Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden

Lefier verkoopt woningen onder voorwaarden waarbij de koper een contractueel bepaalde korting op de actuele waarde krijgt. De verwerking van dergelijke transacties hangt af van de contractuele voorwaarden. Lefier onderscheidt hierbij gerealiseerde verkopen, en verkopen welke kwalificeren als een financieringstransactie.

Als financieringstransactie kwalificeren:

  • Verkopen waarbij Lefier het recht op terugkoop heeft tegen een bedrag dat significant lager ligt dan de verwachte reële waarde op terugkoopmoment;
  • Verkopen waarbij Lefier een plicht tot terugkoop heeft tegen reële waarde na het verstrijken van een beperkt deel van de geschatte levensduur;
  • Verkopen waarbij Lefier een plicht tot terugkoop heeft tegen een vaste prijs, gebaseerd op de verwachte reële waarde op terugkoopmoment.

Verkopen onder voorwaarden die niet als financieringstransactie kwalificeren zijn verkooptransacties.

De als financieringstransactie gekwalificeerde verkopen onder voorwaarden worden als volgt verwerkt:

  • De betreffende onroerende zaken worden direct voorafgaand aan de verkoop gewaardeerd tegen actuele waarde zijnde de met de koper overeengekomen contractprijs; het verschil met de boekwaarde op dat moment wordt verwerkt:
    • Bij een waardedaling: als een negatieve herwaardering indien en voor zover er voor de betreffende woning(en) op dat moment nog sprake is van een ongerealiseerde waardestijging, en voor het overige als een bijzonder waardeverminderingsverlies;
    • Bij een waardestijging: als een herwaardering indien en voor zover de actuele waarde hoger is dan de boekwaarde op dat moment, en voor een eventueel resterende overige waardestijging als terugname van een bijzonder waardeverminderingsverlies;
  • De woning wordt voor de overeengekomen contractprijs opgenomen onder de Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden; de (nog te) ontvangen contractprijs wordt opgenomen als Verplichtingen uit hoofde van Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden (eerste waardering).
  • De woning wordt jaarlijks per balansdatum gewaardeerd tegen de marktwaarde op basis van de geldende contractvoorwaarden van de verkoop onder voorwaarden; eventuele waarde mutaties worden verwerkt als ‘Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille’.

De terugkoopverplichting wordt jaarlijks gewaardeerd op het bedrag dat de toegelaten instelling verschuldigd zou zijn indien op balansmoment het actief tegen de overeengekomen contractvoorwaarden teruggekocht zou moeten worden. Eventuele mutaties in deze verplichtingen worden in het resultaat verwerkt als ‘Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille’.

Indien de verwachting bestaat dat de terugkoop binnen één jaar zal plaatsvinden wordt de verplichting onder de kortlopende schulden verantwoord.

Indien de terugkoop gerealiseerd is vindt verwerking afhankelijk van de beleidsdoelstelling plaats:

  • Indien het beleidsvoornemen bestaat om de woning te verkopen zal verantwoording plaatsvinden onder de voorraden. Waardering vindt plaats tegen de waarde waarop de woning is teruggekocht;
  • Indien de woning een “verhuur-bestemming” krijgt wordt deze woning opgenomen onder het vastgoed in exploitatie. Waardering vindt plaats op basis van de marktwaarde in verhuurde staat volgens het Handboek modelmatig waarderen marktwaarde;
  • Bij gelijkblijvende bestemming blijft classificatie onder verkopen onder voorwaarden van toepassing. Waardering vindt plaats tegen de waarde waartegen terugkoop heeft plaatsgevonden.

5.5 Financiële vaste activa

Deelnemingen waarin invloed van betekenis kan worden uitgeoefend

Deelnemingen waarin invloed van betekenis kan worden uitgeoefend worden gewaardeerd volgens de vermogensmutatiemethode (nettovermogenswaarde). Wanneer 20% of meer van de stemrechten uitgebracht kan worden, wordt er van uitgegaan dat er invloed van betekenis is. De nettovermogenswaarde wordt berekend volgens de grondslagen die gelden voor deze jaarrekening; voor deelnemingen waarvan onvoldoende gegevens beschikbaar zijn voor aanpassing aan deze grondslagen, wordt uitgegaan van de waarderingsgrondslagen van de betreffende deelneming.

Indien de waarde van een deelneming volgens de nettovermogenswaarde negatief is, wordt deze op nihil gewaardeerd. Indien en voor zover Woningcorporatie Lefier in deze situatie geheel of ten dele instaat voor de schulden van de deelneming respectievelijk het stellige voornemen heeft de deelneming tot betaling van haar schulden in staat te stellen wordt een voorziening getroffen.

De eerste waardering van gekochte deelnemingen is gebaseerd op de reële waarde van de identificeerbare activa en passiva op het moment van acquisitie. Voor de vervolgwaardering worden de grondslagen toegepast die gelden voor deze jaarrekening, uitgaande van de waarden bij eerste waardering.

Andere deelnemingen

Deelnemingen waar geen invloed van betekenis kan worden uitgeoefend worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. Indien sprake is van een bijzondere waardevermindering vindt waardering plaats tegen de realiseerbare waarde; afwaardering vindt plaats ten laste van de winst-en-verliesrekening .

Latente belastingvorderingen

Latente belastingvorderingen worden opgenomen voor verrekenbare fiscale verliezen en voor verrekenbare tijdelijke verschillen tussen de waarde van de activa en passiva volgens fiscale voorschriften enerzijds en de in deze jaarrekening gevolgde waarderingsgrondslagen anderzijds, met dien verstande dat latente belastingvorderingen alleen worden opgenomen voor zover het waarschijnlijk is dat er toekomstige fiscale winst zal zijn waarmee de tijdelijke verschillen kunnen worden verrekend en verliezen kunnen worden gecompenseerd. De berekening van de latente belastingvordering geschiedt tegen de op het einde van het verslagjaar geldende belastingtarieven of tegen de in komende jaren geldende tarieven, voor zover deze per balansdatum al bij wet zijn vastgesteld. Latente belastingvorderingen worden gewaardeerd tegen contante waarde. De gehanteerde disconteringsvoet betreft 2,06% (2020: 2,20%).

Uitgesteld hedgeresultaat

Uitgesteld hedgeresultaat worden initieel gewaardeerd tegen de reële waarde van het verstrekte bedrag. Vervolgens vindt waardering plaats tegen geamortiseerde kostprijs waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele bijzondere waardevermindering. De disagio wordt gedurende de looptijd ten laste van het resultaat gebracht als onderdeel van de effectieve rente. 

Overige vorderingen

Gewaardeerde optiepremie vanuit contract met extendible lening als gevolg van toepassing Richtlijn 290: Financiële instrumenten. De optiepremie wordt lineair geamortiseerd over de looptijd van het contract.

Bijzondere waardeverminderingen van financiële vaste activa

Voor vaste activa, waaronder financiële instrumenten beoordeelt Lefier op iedere balansdatum of er objectieve aanwijzingen zijn voor bijzondere waardeverminderingen van een financieel actief of een groep van financiële activa. Bij aanwezigheid van objectieve aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen bepaalt Lefier de omvang van het verlies uit hoofde van de bijzondere waardeverminderingen, en verwerkt dit direct in de winst-en-verliesrekening.

Bij financiële activa die gewaardeerd zijn tegen geamortiseerde kostprijs wordt de omvang van de bijzondere waardevermindering bepaald als het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de best mogelijke schatting van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt tegen de effectieve rentevoet van het financiële actief zoals die is bepaald bij de eerste verwerking van het instrument. 

Een eventueel bijzonder waardeverminderingsverlies wordt teruggenomen indien de afname van de waardevermindering verband houdt met een objectieve gebeurtenis na afboeking. De terugname wordt beperkt tot maximaal het bedrag dat nodig is om het actief te waarderen op de geamortiseerde kostprijs op het moment van de terugname, als geen sprake geweest zou zijn van een bijzondere waardevermindering. Het teruggenomen verlies wordt in de winst-en-verliesrekening verwerkt.

5.6 Voorraden

Vastgoed bestemd voor de verkoop

Vastgoed beschikbaar en bestemd voor de verkoop wordt gewaardeerd op vervaardigingsprijs of lagere opbrengstwaarde. De vervaardigingsprijs omvat alle kosten die samenhangen met de verkrijging of vervaardiging, alsmede gemaakte kosten om de voorraden op hun huidige plaats en in hun huidige staat te brengen. In de kosten van vervaardiging zijn begrepen directe loonkosten en toeslagen voor aan de productie gerelateerde indirecte vaste en variabele kosten, alsmede de in overeenstemming met paragraaf 6.3 toegerekende rente. De opbrengstwaarde is de geschatte verkoopprijs onder aftrek van direct toerekenbare verkoopkosten. Bij de bepaling van de opbrengstwaarde wordt rekening gehouden met de incourantheid van de voorraden .

Voorraden

De voorraden grond- en hulpstoffen worden gewaardeerd op verkrijgingsprijzen onder toepassing van de FIFO-methode (first in, first out) of lagere opbrengstwaarde.

De verkrijgings- of vervaardigingsprijs bestaat uit alle kosten die samenhangen met de verkrijging of vervaardiging alsmede de gemaakte kosten om de voorraden op hun huidige plaats en in hun huidige staat te brengen. In de kosten van vervaardiging zijn begrepen directe loonkosten en toeslagen voor aan de productie gerelateerde indirecte vaste en variabele kosten, waaronder de kosten van het bedrijfsbureau, de onderhoudsafdeling en interne logistiek.

De lagere opbrengstwaarde is de geschatte verkoopprijs onder aftrek van direct toerekenbare verkoopkosten. Bij de bepaling van de opbrengstwaarde wordt rekening gehouden met de incourantheid van de voorraden.

5.7 Vorderingen

Vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de reële waarde van de tegenprestatie. Vorderingen worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs, veelal gelijk aan de nominale waarde.

Een voorziening voor oninbaarheid gebaseerd op een statische beoordeling per balansdatum wordt in mindering gebracht op de boekwaarde van de vordering.

5.8 Liquide middelen

Liquide middelen bestaan uit kas, banktegoeden en direct opeisbare deposito’s met een looptijd korter dan twaalf maanden. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.

5.9 Eigen vermogen

Herwaarderingsreserve

Een herwaarderingsreserve wordt gevormd voor het positieve verschil tussen de marktwaarde van activa en de boekwaarde op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

In de herwaarderingsreserve worden de ongerealiseerde waardevermeerderingen van de onroerende zaken in exploitatie opgenomen. Er is sprake van een ongerealiseerde waardevermeerdering indien de marktwaarde van een waarderingscomplex op balansdatum hoger is dan de boekwaarde op basis van de verkrijgingsprijs- of vervaardigingsprijs zonder rekening te houden met afschrijving of bijzondere waardevermindering. Indien op een waarderingscomplex in het verleden een waardevermindering is verantwoord, dan wordt pas een herwaarderingsreserve gevormd voor het betreffende complex voor zover de marktwaarde hoger is dan de boekwaarde op basis van verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

Het gerealiseerde deel van de herwaarderingsreserve van op marktwaarde gewaardeerde onroerende zaken in exploitatie worden rechtstreeks ten gunste van de overige reserves verantwoord. Aangezien de waardevermeerdering van de onroerende zaken in exploitatie reeds ten gunste van de winst- en verliesrekening is gebracht (en in verband hiermee een herwaarderingsreserve is gevormd) is verwerking van de daaropvolgende realisatie niet ten gunste van de winst- en verliesrekening gebracht.

5.10 Voorzieningen

Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen en verliezen die op balansdatum bestaan waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de hoogte redelijkerwijs kan worden geschat. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen per balansdatum af te wikkelen. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen af te wikkelen.

Wanneer de verwachting is dat een derde de verplichtingen vergoedt, en wanneer het waarschijnlijk is dat deze vergoeding zal worden ontvangen bij de afwikkeling van de verplichting, dan wordt deze vergoeding als een actief in de balans opgenomen.

Voorziening onrendabele investeringen nieuwbouw en herstructureringen

Bij de bepaling van voorzieningen wordt uitgegaan van in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan. Tot de feitelijke verplichtingen worden ook gerekend verplichtingen die kunnen worden gekwalificeerd als “intern geformaliseerd en extern gecommuniceerd”. Hiervan is sprake wanneer uitingen namens de corporatie zijn gedaan richting huurders, gemeenten en overige stakeholders aangaande verplichtingen inzake toekomstige herstructureringen en toekomstige nieuwbouwprojecten. Een feitelijke verplichting is gekoppeld aan het besluitvormingsproces van de corporatie rondom projectontwikkeling en herstructurering. Van een feitelijke verplichting is sprake indien de formalisering van de definitief ontwerp fase en afgeleid het aanvragen van de bouwvergunning heeft plaatsgevonden.

Verwachte verliezen als gevolg van onrendabele investeringen nieuwbouw worden als bijzondere waardeverandering in mindering gebracht op de boekwaarde van het complex waartoe de investeringen gaan behoren. Indien en voor zover de verwachte verliezen de boekwaarde van het betreffende complex overtreffen wordt voor dit meerdere een voorziening gevormd. Onder verwachte verliezen wordt in dit verband verstaan de netto contante waarde van alle investeringsuitgaven (verwachte stichtingskosten) minus aan deze investering toe te rekenen ontvangsten (verwachte marktwaarde verhuurde staat).

Overige voorzieningen

De overige voorzieningen worden opgenomen tegen de voor de afwikkeling van de voorziening naar verwachting noodzakelijke uitgaven. Deze uitgaven zijn gewaardeerd tegen contante waarde. De stichting onderkent de volgende overige voorzieningen:

  • Jubilea: Deze wordt opgenomen tegen de contante waarde van de verwachte uitkeringen gedurende het dienstverband. Bij de berekening van de voorziening wordt onder meer rekening gehouden met verwachte salarisstijgingen en de blijfkans. Als disconteringsvoet voor de contantmaking is 0,60% (2020: 0,60 %) gehanteerd.
  • Loopbaanontwikkeling: Deze voorziening wordt opgenomen op basis van de in de CAO aangegeven regeling om gebruik te maken van de regeling Loonbaanontwikkeling (ILOB). Voor het bepalen van de voorziening wordt bepaald wat de kans is dat het bedrag, waarop de medewerker onder voorwaarden aanspraak kan maken, ook daadwerkelijk wordt benut. Als disconteringsvoet voor de contantmaking is 0,60% (2020: 0,60%) gehanteerd. 

5.11 Langlopende schulden

Langlopende schulden worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Transactiekosten die direct zijn toe te rekenen aan de verwerving van de schulden worden in de waardering bij eerste verwerking opgenomen. Schulden worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, zijnde het ontvangen bedrag rekening houdend met agio of disagio en onder aftrek van transactiekosten.

Het verschil tussen de bepaalde boekwaarde en de uiteindelijke aflossingswaarde wordt op basis van de effectieve rente gedurende de geschatte looptijd van de schulden in de winst-en-verliesrekening als interestlast verwerkt.

Voor extendible /tijdvakleningen wordt de effectieve rente bepaald op basis van de gemiddelde contractuele rente over de volledige looptijd van de lening, ervan uitgaande dat de vaste rente in het tweede tijdvak betaald moet worden.

De aflossingsverplichting voor het komend jaar van de langlopende schulden is opgenomen onder de kortlopende schulden.

In het kader van de verkoop van woningen onder voorwaarden heeft de corporatie een terugkoopverplichting die mede afhankelijk is van de ontwikkeling van de waarde van de woningen in het economisch verkeer en de specifieke contractuele voorwaarden. De terugkoopverplichting wordt jaarlijks gewaardeerd. Indien de verwachting bestaat dat de terugkoop binnen één jaar zal plaatsvinden is de verplichting onder de kortlopende schulden verantwoord.

In leningen besloten derivaten worden afgesplitst en separaat verantwoord indien er geen nauw verband bestaat tussen de economische kenmerken en risico's van het in het contract besloten derivaat en de economische kenmerken en risico's van het basiscontract. Voor de waardering en resultaatbepaling van deze embedded derivaten wordt verwezen naar paragraaf 5.13.

5.12 Leasing

Financiele leasing

De stichting leaset activa waarbij de voor- en nadelen verbonden aan de eigendom van deze activa grotendeels aan de stichting toekomen. Deze activa worden geactiveerd in de balans bij de aanvang van het leasecontract tegen de reële waarde van het actief of de lagere contante waarde van de minimale leasetermijnen. De te betalen leasetermijnen worden op annuïtaire wijze verdeeld in een aflossings- en een rentecomponent. De leaseverplichtingen worden exclusief de rentecomponent opgenomen onder de langlopende schulden. De rentecomponent wordt gedurende de looptijd van het contract verantwoord in de winst-en-verliesrekening met een vast rentepercentage over de gemiddelde resterende aflossingscomponent. De relevante activa worden afgeschreven over de resterende gebruiksduur of, indien korter, de looptijd van het contract.

Operationele leasing

Leasecontracten waarbij een groot deel van de voor- en nadelen verbonden aan de eigendom niet bij Lefier ligt, worden verantwoord als operationele leasing. Verplichtingen uit hoofde van operationele leasing worden, rekening houdend met ontvangen vergoedingen van de lessor, op lineaire basis verwerkt in de winst-en-verliesrekening over de looptijd van het contract.

5.13 Afgeleide financiële instrumenten (derivaten)

Lefier maakt gebruik van rentederivaten en heeft embedded derivaten welke zijn afgescheiden van het basiscontract.

Derivaten worden bij eerste opname in de balans opgenomen tegen reële waarde, de vervolgwaardering van de derivaten is geamortiseerde kostprijs of lagere marktwaarde. De wijze van verwerking van waardeveranderingen van het afgeleide financiële instrument is afhankelijk van of met het afgeleide financiële instrument hedge accounting wordt toegepast. Indien geen kostprijs hedge accounting wordt toegepast, wordt door Lefier een schuld opgenomen voor een eventuele negatieve reële waarde van het derivaat. Mutaties in de negatieve waarde worden direct in de winst- en verliesrekening verwerkt.

Lefier past waar mogelijk kostprijs hedge accounting toe. Op het moment van aangaan van een hedge relatie, wordt dit door Lefier gedocumenteerd. Lefier stelt middels een test periodiek de effectiviteit van de hedge relatie vast. Dit gebeurt door het vergelijken van de kritische kenmerken van het hedge instrument met die van de afgedekte positie, of door het vergelijken van de verandering in reële waarde van het hedge-instrument en de afgedekte positie indien de kritische kenmerken van het hedge instrument en die van de afgedekte positie niet aan elkaar gelijk zijn.

Bij het toepassen van kostprijshedge-accounting is de eerste waardering en de grondslag van verwerking in de balans en de resultaatbepaling van het hedge-instrument afhankelijk van de afgedekte post. Dit betekent dat Lefier derivaten tegen kostprijs waardeert omdat de afgedekte leningen ook tegen kostprijs in de balans worden verwerkt.

Het ineffectieve deel van de hedgerelatie wordt direct in de winst-en-verliesrekening verwerkt indien het hedge instrument een negatieve reële waarde heeft.

5.14 Kortlopende schulden

Kortlopende schulden worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Kortlopende schulden worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, zijnde het ontvangen bedrag rekening houdend met agio of disagio en onder aftrek van transactiekosten. Dit is meestal de nominale waarde.

6. Grondslagen voor bepaling van het resultaat

6.1 Algemeen

Het resultaat wordt bepaald als verschil tussen de opbrengstwaarde van de geleverde prestaties en de kosten en andere lasten over het jaar. De resultaten op transacties worden verantwoord in het jaar waarin zij zijn gerealiseerd; verliezen reeds zodra zij voorzienbaar zijn.

Het resultaat wordt tevens bepaald met inachtneming van de verwerking van ongerealiseerde waardeveranderingen van op actuele waarde gewaardeerde vaste activa en afgeleide financiële instrumenten.

De winst- en verliesrekening wordt verantwoord op basis van de functionele indeling. Omdat Lefier naast verhuuractiviteiten, tevens activiteiten verrichten op het gebied van ontwikkeling van vastgoed en verkoop van delen van de vastgoedportefeuille, geeft de functionele indeling de gebruiker van de jaarrekening een beter inzicht dan de categoriale indeling.

In de functionele winst- en verliesrekening zijn alle opbrengsten direct toe te rekenen aan de activiteiten van Lefier. Bij de kosten is er een onderscheid tussen de direct toerekenbare kosten en de indirecte kosten. De direct toerekenbare kosten worden bij het betreffende onderdeel verantwoord. De toerekening van de indirecte kosten aan de onderscheiden onderdelen van de functionele winst- en verliesrekening gebeurt op basis van verdeelsleutels.

6.2 Bedrijfsopbrengsten

Opbrengstenverantwoording

Opbrengsten uit de levering van goederen worden verwerkt zodra alle belangrijke rechten en risico’s met betrekking tot de eigendom van de goederen zijn overgedragen aan de koper.

Opbrengsten uit de levering van diensten geschieden naar rato van de geleverde prestaties, gebaseerd op de verrichte diensten tot aan de balansdatum in verhouding tot de in totaal te verrichten diensten.

Huuropbrengsten

Dit betreffen ontvangen bedragen van huurders en bewoners voor de huur. De jaarlijkse huursomstijging is van overheidswege gebonden aan een maximum. De regels voor de huurverhoging in 2021 zijn door het ministerie van Binnenlandse Zaken gepubliceerd en bedraagt voor 2021 0% voor alle inkomens. De kale huur van een sociale sectorwoning is in 2021 dus niet omhoog gegaan. Ook is een eenmalige huurverlaging verplicht voor huishoudens in een sociale huurwoning die relatief te duur wonen. 

De huurstijging van vrijesectorwoningen is gemaximeerd op 2,4% (inflatie 2021 van 1% + 1,4%).

Opbrengsten servicecontracten

Dit betreffen ontvangen bedragen van huurders en bewoners ter dekking van te maken en gemaakte servicekosten. Jaarlijks vindt verrekening plaats op basis van de daadwerkelijke bestedingen. De kosten worden verantwoord onder de lasten servicecontracten.

Overheidsbijdragen

Onder deze post zijn de volgende elementen opgenomen:

  • vrijval uit de egalisatierekening rijksbijdragen;
  • overige overheidsbijdragen.

Verkoopopbrengst vastgoedportefeuille:
Onder deze rubriek worden de volgende verkoopopbrengsten opgenomen

  • Gerealiseerde verkopen van vastgoed in exploitatie;
  • Verkoopopbrengst bij levering van Vastgoed bestemd voor de verkoop, in exploitatie en verkocht onder voorwaarden.

Opbrengsten worden verantwoord op het moment van levering (passeren transportakte).  
De kosten die toe te rekenen zijn aan de verkoop van de vastgoedportefeuille worden verantwoord onder de toegerekende organisatiekosten.

6.3 Bedrijfslasten

Lastenverantwoording algemeen
Lasten worden verantwoord in het jaar waarop ze betrekking hebben. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen direct- en indirect toe te rekenen kosten.

Lefier rekent haar opbrengsten en kosten toe aan de volgende activiteiten:

  • Exploitatie vastgoedportefeuille met als sub activiteiten
    • Verhuur en beheer
    • Onderhoud (dagelijks en planmatig onderhoud)
    • Servicekosten
  • Verkoop vastgoedportefeuille
  • Leefbaarheid
  • Projectontwikkeling
  • Overige activiteiten
  • Overige organisatiekosten

De bedrijfskosten bestaan uit personeelskosten en overige bedrijfslasten. De personeelskosten bestaan uit:

  • Bruto salarissen, sociale lasten en pensioenlasten
  • Overige personeelskosten

Voor de toerekening van de personeelskosten aan activiteiten zijn de volgende definities gebruikt:

  • Directe toerekening: medewerker is betrokken bij de uitvoering van de activiteit
  • Indirecte toerekening: medewerker is betrokken bij het plannen, voorbereiden, toezicht houden of faciliteren van de directe functies
  • Overhead: kosten die vervallen bij uitbesteding van de activiteit

Alle kosten die niet binnen bovenstaande definities vallen, zijn toegerekend aan Verhuur en Beheer, uitgezonderd de kosten die als overige organisatiekosten verantwoord worden. Dit zijn kosten op het gebied van:

  • Governance en bestuur
  • Portfolio management
  • Asset management
  • Treasury
  • Jaarverslaggeving en control
  • Personeel en organisatie
  • Personeelsvereniging en OR

Overige bedrijfslasten

De overige bedrijfslasten bestaan uit:

  • Huisvestingskosten
  • Facilitaire kosten
  • Kosten Raad van Commissarissen
  • Kosten ICT
  • Algemene kosten
  • Afschrijvingen (activa ten dienste van)

Een aantal posten zijn direct toegerekend aan een activiteit, de overige bedragen zijn als overhead aan de activiteiten toegerekend waarbij de personeelskosten per activiteit als verdeelsleutel gebruikt zijn.

Afschrijvingen materiële vaste activa
De afschrijvingen op materiële vaste activa ten dienste van de exploitatie worden gebaseerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

Materiële vaste activa ten dienste van de exploitatie worden vanaf het moment van gereedheid voor ingebruikneming afgeschreven over de verwachte toekomstige gebruiksduur van het actief. Afschrijvingen vinden plaats volgens de lineaire methode op basis van de verwachte gebruiksduur. Met een mogelijke restwaarde wordt rekening gehouden.

Over terreinen en op reële waarde gewaardeerde vastgoedbeleggingen wordt niet afgeschreven.

Indien een schattingswijziging plaatsvindt van de toekomstige gebruiksduur, dan worden de toekomstige afschrijvingen aangepast. Boekwinsten en -verliezen bij verkoop van onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie zijn begrepen onder de afschrijvingen.

Afschrijvingen worden via verdeelsleutels toegerekend aan de afzonderlijke activiteiten.

Lasten onderhoudsactiviteiten
Onder deze post worden alle direct aan het verslagjaar toe te rekenen kosten van onderhoud verantwoord voor zover deze betrekking hebben op het vastgoed in exploitatie. Van toerekenbaarheid is sprake als de daadwerkelijke werkzaamheden in het verslagjaar hebben plaatsgevonden. Reeds aangegane verplichtingen waarvan de werkzaamheden nog niet zijn uitgevoerd op balansdatum worden verwerkt onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen.

Het klachten- en mutatieonderhoud wordt onderscheiden in kosten van derden en eigen dienst, alsmede de kosten van het materiaalverbruik. In de winst- en verliesrekening zijn de kosten van de eigen dienst opgenomen bij de kostensoort salarissen en sociale lasten. De lasten van onderhoud onderscheiden zich van activeerbare kosten door het feit dat er geen sprake is van een waardeverhoging van het actief.

Lonen en salarissen en sociale lasten
Lonen, salarissen en sociale lasten worden op grond van de arbeidsvoorwaarden verwerkt in de winst-en-verliesrekening voor zover ze verschuldigd zijn aan werknemers.

Personeelsbeloningen (lonen, sociale lasten enz.) vormen geen aparte regel in de winst-en-verliesrekening. Deze kosten zijn opgenomen in andere onderdelen van de functionele winst-en-verliesrekening. Voor een nadere specificatie worden verwezen naar de betreffende toelichting.

Pensioenlasten

Lefier heeft alle pensioenregelingen verwerkt volgens de verplichtingenbenadering.  De over het verslagjaar verschuldigde premie wordt als last verantwoord. Mutaties in de pensioenvoorziening worden ook in de winst-en-verliesrekening verwerkt. Het bedrag dat als pensioenvoorziening is opgenomen, is de beste schatting van de nog niet gefinancierde bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende verplichtingen per balansdatum af te wikkelen.

Leefbaarheid
De hieronder verantwoorde kosten betreffen kosten van fysieke ingrepen niet zijnde investeringen en uitgaven voor activiteiten in de omgeving van woongelegenheden van Lefier, die de leefbaarheid in buurten en wijken ten goede moeten komen.

Waardeveranderingen van financiële vaste activa en derivaten
Waardeveranderingen worden verwerkt op basis van de reële waarde. Voor nadere toelichting verwijzen we naar paragraaf 5.13. 

Rentebaten en rentelasten
Rentebaten en rentelasten worden tijdsevenredig verwerkt, rekening houdend met de effectieve rentevoet van de betreffende activa en passiva. Bij de verwerking van de rentelasten wordt rekening gehouden met de verantwoorde transactiekosten op de ontvangen leningen die als onderdeel van de berekening van de effectieve rente worden meegenomen.

Activeren van rentelasten
Rentelasten worden geactiveerd voor kwalificerende activa gedurende de periode van vervaardiging van een actief, indien het een aanmerkelijke hoeveelheid tijd vergt om het actief gebruiksklaar of verkoopklaar te maken. De te activeren rente wordt berekend op basis van de verschuldigde rente over specifiek voor de vervaardiging opgenomen leningen en van de gewogen rentevoet van leningen die niet specifiek aan de vervaardiging van het actief zijn toe te rekenen, in verhouding tot de uitgaven en periode van vervaardiging. Geactiveerde rente wordt in de winst-en-verliesrekening in mindering gebracht op de post rentelasten en soortgelijke kosten.

6.4 Waardeveranderingen vastgoedportefeuille

Overige waardeveranderingen vastgoedportefeuille
Dit betreffen waardeverminderingen, en eventuele terugname hiervan, die gedurende het verslagjaar zijn ontstaan vanuit nieuw aangegane juridische en feitelijke verplichtingen met betrekking tot investeringen in nieuwbouw, woningverbetering en herstructurering. Ook waardeveranderingen als gevolg van projecten die geen doorgang vinden worden onder deze categorie verantwoord.

Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille
De niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille hebben betrekking op waardemutaties van op reële waarde geactiveerde activa.

Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille verkopen onder voorwaarden
Dit betreft de jaarlijkse mutatie van de actuele waarde van de woningen verkocht onder voorwaarden. Dit betreft zowel de waardeverandering van de post “onroerende zaken verkocht onder voorwaarden” als de post “verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden”.

Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille bestemd voor verkoop
Dit betreffen waardeveranderingen die ontstaan door een wijziging in de waarde van de vastgoedportefeuille bestemd voor de verkoop in het lopende verslagjaar.

6.5 Resultaat deelnemingen

Het resultaat is het bedrag waarmee de boekwaarde van de deelneming sinds de voorafgaande jaarrekening is gewijzigd als gevolg van het door de deelneming behaalde resultaat voor zover dit aan Lefier wordt toegerekend .

6.6 Belastingen

Corporaties zijn verplicht over hun integrale activiteiten vennootschapsbelasting te betalen. Een en ander is vastgelegd in een met de belastingdienst gesloten vaststellingsovereenkomst (VSO). In deze VSO zijn specifieke bepalingen opgenomen met betrekking tot de waardering van posten op de fiscale openingsbalans en de wijze van resultaatneming.

De belasting over het resultaat wordt berekend over het resultaat voor belastingen in de winst-en-verliesrekening, rekening houdend met beschikbare fiscaal compensabele verliezen uit voorgaande boekjaren (voor zover niet opgenomen in de latente belastingvorderingen) en vrijgestelde winstbestanddelen en na bijtelling van niet-aftrekbare kosten. Tevens wordt rekening gehouden met wijzigingen die optreden in de latente belastingvorderingen en latente belastingschulden uit hoofde van wijzigingen in het te hanteren belastingtarief.

7. Financiële instrumenten en risicobeheersing

Binnen het treasurybeleid van Lefier dient het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (‘derivaten’) ter beperking van inherente financiële risico's. Op grond van het vigerende interne treasurystatuut is het gebruik van derivaten slechts toegestaan voor zover er een materieel verband met de financieringspositie of het belegde vermogen kan worden gelegd. Derivaten mogen niet worden gebruikt voor het innemen van een speculatieve positie.

Voor derivaten aangegaan na 1 augustus 2013 geldt dat Lefier zich volgens haar treasurystatuut onverkort houdt aan artikel 103-108 van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting.

Prijsrisico

Lefier loopt geen prijsrisico meer ten aanzien van de waardeontwikkeling van de mandatory breaks in de derivaten van BNP Paribas omdat deze derivaten zijn beëindigd.

Valutarisico

Lefier loopt geen valuta risico, alle inkomende en uitgaande kasstromen zijn in euro’s. Ook met betrekking tot financiële instrumenten loopt Lefier geen valutarisico’s.

Renterisico

Lefier loopt renterisico over de rentedragende langlopende en kortlopende schulden. Voor schulden met variabele renteafspraken loopt Lefier risico ten aanzien van toekomstige kasstromen, met betrekking tot vastrentende schulden loopt Lefier risico’s over de marktwaarde.

Kredietrisico

Lefier heeft geen significante concentraties van kredietrisico. Lefier maakt gebruik van meerdere banken teneinde over meerdere kredietfaciliteiten te kunnen beschikken. Voor zover noodzakelijk worden andere zekerheden verstrekt aan de bank voor beschikbare kredietfaciliteiten.

Liquiditeitsrisico

Relevante indicatoren voor het liquiditeitsrisico dat Lefier loopt per balansdatum zijn als volgt:

Bedragen x € 1.000

Liquiditeitsrisico indicatoren per 31-12-2021
Geborgde leningenportefeuille WSW 934.123 
Ongeborgde leningenportefeuille 1.425 
Nog niet benutte borgingsruimte WSW 37.301 
Benutting kredietfaciliteit
Nog niet benutte faciliteit 30.000 

In totaliteit is er per balansdatum circa € 67,3 miljoen aan liquiditeitsbronnen beschikbaar. Voor 2021 bedraagt het plafond € 971,4 miljoen. De geborgde leningenportefeuille bedraagt per 31 december 2021 € .934,1 miljoen (inclusief ruimte in lening met variabele hoofdsom). De liquiditeitsratio voor de ICR is 2,4.

Lefier maakt gebruik van meerdere banken om over meerdere kredietfaciliteiten te kunnen beschikken. Voor zover noodzakelijk, worden nadere zekerheden verstrekt aan de bank voor beschikbare kredietfaciliteiten. De waardering van afgeleide financiële instrumenten (‘derivaten’) is afhankelijk van het feit of het onderliggende van het derivaat beursgenoteerd is of niet. Indien het onderliggende beursgenoteerd is, dan wordt het derivaat tegen actuele waarde opgenomen. Indien het onderliggende niet-beursgenoteerd is, wordt het derivaat tegen geamortiseerde kostprijs opgenomen. De wijze van verwerking van waardeveranderingen van het afgeleide financieel instrument is afhankelijk van of er met het afgeleide financiële instrument hedge accounting wordt toegepast of niet.

Lefier past kostprijshedge-accounting toe op de ingezette rente swap. Op basis van de vigerende regelgeving is per balansdatum sprake van een effectieve hedge. Voor de rente swap geldt dat de omvang, de looptijd, het afgedekte risico en de wijze van afrekening van de rente swap gelijk zijn aan de afgedekte positie, waarmee sprake is van een effectieve hedge.

De toepassing van de aangepaste Richtlijn 290 Financiële instrumenten is vanaf de jaarrekening 2014 overeenkomstig de voorschriften gehanteerd. Bij het toepassen van kostprijs hedge-accounting is de eerste waardering en de grondslag van verwerking in de balans en de resultaatbepaling van het hedge-instrument afhankelijk van de afgedekte post.

Voor een nadere toelichting op de door Lefier afgesloten derivatentransacties met bijhorende effecten op de marktwaarde en liquiditeitsrisico’s wordt verwezen naar paragraaf 8.10. Lefier heeft geen direct liquiditeitsrisico uit hoofde van dit derivaat omdat er geen tussentijdse bijstortingsverplichtingen zijn overeengekomen met de banken.

Dit betekent het volgende:

  • Indien de afgedekte post tegen kostprijs in de balans wordt verwerkt, wordt ook het derivaat tegen kostprijs gewaardeerd.
  • Zolang de afgedekte post in de kostprijshedge nog niet in de balans verwerkt wordt, wordt het hedge-instrument niet  geherwaardeerd. Het ineffectieve deel van de hedgerelatie wordt direct in de winst- en verliesrekening verwerkt onder de post financiële baten en lasten

    Lefier past kostprijshedge-accounting toe voor de renteswaps die ervoor zorgen dat bepaalde variabel-rentende schulden worden omgezet in vastrentende leningen. Het ineffectieve deel van de waardeverandering van de renteswaps wordt verantwoord in de winst- en verliesrekening onder de post financiële baten en lasten. In het huidige boekjaar heeft dit niet tot een resultaat geleid.

Beschikbaarheidsrisico
De maatregelen rondom de Verhuurderheffing vanuit de landelijke overheid en de omvangrijke saneringssteun door de Autoriteit Wonen leiden tot een significant effect op de operationele kasstroom van woningcorporaties. Lefier heeft haar financiële meerjarenplan zodanig aangepast op deze maatregelen dat de beschikbaarheid van faciliteiten voor financiering en herfinanciering gecontinueerd wordt. Lefier voldoet in de meerjarenplanning aan de financiële kengetallen zoals deze door toezichthouders en ander financiële stakeholders worden gehanteerd. Doordat Lefier minder afhankelijk wil zijn van een beperkt aantal financiers is Lefier doorlopend op zoek naar andere bronnen voor lange termijn financiering.  Lefier hanteert het eigen middelen beleid van het Waarborgfonds voor de Sociale Woningbouw. Lefier heeft daardoor de mogelijkheid om niet-DAEB investeringen en aflossingen van niet-DAEB leningen te financieren uit de positieve operationele kasstroom en de aanzienlijke kasstromen verkopen uit bestaand bezit. Over 2021 en 2020 is om deze reden geen extra niet-DAEB financiering aangetrokken. De verwachting is dat Lefier ook in 2021 de niet-DAEB investeringen uit eigen middelen kan financieren en voor haar DAEB financiering kan volstaan met het aantrekken van WSW geborgde financiering. Voor de beschikbaarheid van financiering is de organisatie sterk afhankelijk van het blijvend functioneren van het borgingsstelsel via het Waarborgfonds Sociale Woningbouw.

Reële waarde van financiële instrumenten
De reële waarde is het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Indien niet direct een betrouwbare reële waarde is aan te wijzen, wordt de reële waarde benaderd door deze af te leiden uit de reële waarde van bestanddelen of van een soortgelijk financieel instrument, of met behulp van waarderingsmodellen en waarderingstechnieken. Hierbij wordt gebruikgemaakt van recente gelijksoortige ‘at arm’s length’-transacties, en van netto contante waarde methodes waarbij rekening wordt gehouden met specifieke omstandigheden.

8. Toelichting op balans per 31 december 2021

8.1 Materiële vaste activa

Onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie

De mutaties in de materiële vaste activa ten dienste van de exploitatie zijn in het navolgende schema samengevat:

Bedragen x € 1.000

  Bedrijfsgebouwen en terreinen Vervoersmiddelen Andere vaste bedrijfsmiddelen Totaal
1 januari 2021        
verkrijgingsprijzen 14.952 2.537 19.282 36.771
cumulatieve waardeverminderingen -4.687 -1.114 -13.369 -19.170
boekwaarde 1 januari 10.265 1.423 5.913 17.601
         
mutaties        
investeringen 20 186 1.834 2.040
desinvesteringen 0 -280 0 -280
waardeverminderingen -712 -304 -1.947 -2.963
terugneming van waardeverminderingen 0 183 0 183
totaal mutaties -692 -215 -113 -1.020
         
31 december 2021        
verkrijgingsprijzen 14.972 2.443 21.115 38.530
cumulatieve waardeverminderingen -5.399 -1.235 -15.315 -21.949
boekwaarde 31 december 9.573 1.208 5.800 16.581

Voor de post onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie worden de volgende componenten en afschrijvingstermijnen gehanteerd:

     
component afschrijvingsmethode afschrijvingstermijn
grond geen afschrijving  
opstal lineair 50 jaar
verbouwingen lineair 15 jaar
inventaris lineair 10 jaar
vervoermiddelen lineair 8 jaar
software lineair 5 jaar
ict-middelen lineair 3 jaar

In de post onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie zijn begrepen posten met een boekwaarde van € 1,2 miljoen (31 december 2020: € 1,4 miljoen), die worden gefinancierd door middel van financial lease. Alle overige vaste activa zijn juridisch en economisch in vrije eigendom van de stichting.

De kantoorgebouwen zijn verzekerd tegen herbouwwaarde. Er zijn op deze panden geen hypothecaire zekerheden afgegeven.

8.2 Vastgoedbeleggingen

In de posten DAEB en niet-DAEB vastgoed in exploitatie zijn 28.488 woningen, 3.477 garages en 1.779 overige eenheden (BOG, MOG, Intramuraal) opgenomen. In 2021 is de marktwaarde van de totale vastgoedportefeuille (inclusief voorraadmutatie) met 17% gestegen. De waarde stijging zonder voorraadmutatie komt uit op 16,9%.

Bedragen x € 1.000

marktwaarde in verhuurde staat 31-12-2021 31-12-2020
woningportefeuille 3.587.254 2.995.073
bedrijfsmatig en maatschappelijk 184.761 151.004
parkeren 29.594 26.112
Totaal 3.801.609 3.172.188

De mutaties in DAEB en niet-DAEB vastgoed in exploitatie zijn in het navolgende schema samengevat:

Bedragen x € 1.000

  DAEB vastgoed in exploitatie Niet-DAEB vastgoed in exploitatie Totaal
boekwaarde 1 januari 2021 2.891.699 280.489 3.172.188
       
mutaties      
investeringen - overboekingen van vastgoed in ontwikkeling 78.103 3 78.106
investeringen - aankopen 1.416 0 1.416
investeringen - overig 7.080 458 7.538
desinvesteringen - verkoop -11.539 -2.339 -13.878
desinvesteringen - sloop overboekingen naar vastgoed in exploitatie -1.762 0 -1.762
desinvesteringen - overig -10 0 -10
herwaardering 516.188 41.823 558.011
totaal mutaties 589.476 39.945 629.421
       
boekwaarde 31 december 2021 3.481.175 320.434 3.801.609

Het verloop van de marktwaarde van de woningportefeuille (exclusief parkeren en BOG) wordt in onderstaande tabel uiteengezet per gemeente:

Ontwikkeling marktwaarde woningportefeuille:

Bedragen x € 1.000

Gemeente 31-12-2020 Voorraad WHB Disconterings Leegwaarde Overige 31-12-2021
    mutaties voorgeschreven voet   vrijheids  
    mutaties parameters     graden  
Borger-Odoorn 125.949 660 -5.887 712 17.529 9.106 148.069
Emmen 924.659 15.237 -46.385 35.545 130.001 64.996 1.124.053
Groningen 1.127.811 24.799 -64.385 41.971 144.757 80.685 1.355.638
Midden-Groningen 416.944 11.243 -20.764 1.244 53.096 35.863 497.627
Stadskanaal 399.709 3.044 -19.286 -5.746 49.790 34.355 461.867
Totaal 2.995.073 54.983 -156.707 73.726 395.174 225.005 3.587.254

De geschatte waarde gebaseerd op de meest recente WOZ beschikkingen van alle eenheden bedraagt €3.624 miljoen.

Sensitiviteitsanalyse marktwaarde:

Bedragen x € 1.000

Parameter gehanteerd in marktwaarde 31/12/2021 effect wijziging parameter effect op marktwaarde (€) effect op marktwaarde %
disconteringsvoet 6,95% plus 1% -385.816  -10,7%
    minus 1% 385.816  10,7%
gemiddelde markthuur 642  plus € 25 19.713  0,5%
    minus € 25 -19.713  -0,5%
mutatiegraad 8,96% plus 1% 91.789  2,6%
    minus 1% -91.789  -2,6%
leegwaarde 178.125  plus 1% 20.623  0,6%
    minus 1% -20.623  -0,6%

Beleidswaarde

De beleidswaarde van het vastgoed in exploitatie is gebaseerd op de methodiek zoals opgenomen in het Handboek en bedraagt per 31 december 2021 € 1.916 miljoen. 

De beleidswaarde per deelportefeuille ziet er als volgt uit:

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
Woningen 1.701.817 1.510.260
Parkeren 29.594 26.112
BOG 184.761 151.002
Totaal 1.916.172 1.687.374

Het verschil tussen de marktwaarde en de beleidswaarde ultimo 2021 bestaat uit de volgende onderdelen:

Bedragen x € 1.000

  DAEB vastgoed in exploitatie 2021 Niet-DAEB vastgoed in exploitatie 2021 DAEB vastgoed in exploitatie 2020 Niet-DAEB vastgoed in exploitatie 2020
marktwaarde per 31 december 3.481.176 320.434 2.891.647 280.541
aanpassing naar beleid doorexploiteren -88.993 -55.212 -243.245 -58.571
aanpassing naar huurbeleid (max. streefhuur) -1.025.358 -21.734 -814.143 -17.233
aanpassing onderhoudsnorm naar beleid Lefier -507.041 -14.074 -178.320 16.094
aanpassing beheerskosten naar werkelijke uitgaven beheer en leefbaarheid -163.550 -9.476 -180.546 -8.850
totaal aanpassingen -1.784.942 -100.496 -1.416.254 -68.560
         
beleidswaarde per 31 december 1.696.234 219.938 1.475.393 211.981

In onderstaande tabel wordt aangegeven welk effect een positieve- of negatieve aanpassing van de uitgangspunten heeft op de beleidswaarde.

Sensitiviteitsanalyse

Bedragen x € 1.000

Parameter aanpassing in beleidswaarde effect wijziging parameter effect op beleidswaarde %
disconteringsvoet plus 0,1 % -282.186 -16,6%
beleidshuur plus € 25 150.536 8,8%
onderhoudsnorm plus € 100 -84.304 -5,0%
beheernorm plus € 100 -83.500 -4,9%

Verzekering & zekerheden

De vastgoedbeleggingen zijn verzekerd tegen verkrijgingsprijzen c.q. voortbrengingskosten. Jaarlijks wordt de verzekerde waarde van de wooneenheden aangepast aan het indexcijfer voor nieuwbouwwoningen zoals dit door het CBS wordt berekend. Lefier betaalt hiervoor jaarlijks een vast bedrag (jaarlijks geïndexeerd) per eenheid. Het overig bezit (niet woningen) is verzekerd tegen herbouwwaarde.

Lefier heeft het WSW gevolmachtigd om, in voorkomende gevallen, een hypotheek te vestigen op het gehele bezit. Van deze volmacht heeft het WSW gedurende het verslagjaar geen gebruik gemaakt.

8.3 Overige vastgoedbeleggingen

Bedragen x € 1.000

  onroerende zaken verkocht onder voorwaarden vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie
boekwaarde 1 januari 2021 19.461 42.859
     
mutaties    
investeringen 0 87.131
desinvesteringen -1.034 -2.277
herwaardering 4.455 -6
waardeverminderingen 0 -9.861
terugneming van waardeverminderingen 0 1.835
overboekingen naar vastgoed in exploitatie 0 -101.389
overboekingen sloop van vastgoed in exploitatie 0 1.763
overboekingen vanuit voorraad bestemd voor verkoop 0 53
reclassificatie vanuit voorzieningen 0 5.934
nog te ontvangen facturen opgenomen onder overlopende passiva 0 9.615
overboekingen naar winst- en verliesrekening 0 -964
totaal mutaties 3.421 -8.166
     
boekwaarde 31 december 2021 22.882 34.693

Van de post overboekingen naar vastgoed in exploitatie (-/- € 101,4 miljoen), gaat het rendabele deel (€ 78,1 miljoen) naar de balans onder vastgoedbeleggingen. Het verschil ad € 23,3 miljoen betreft de onrendabele top welke geboekt wordt als onttrekking op de voorziening onrendabele investeringen.

In de post Onroerende zaken verkocht onder voorwaarden zijn in totaal 100 verhuureenheden opgenomen (2020:106 eenheden). Hiervan zijn 100 verhuureenheden (2020: 106 eenheden) verkocht met een terugkoopplicht. Gebruik wordt gemaakt van contractvormen die de goedkeuring van de Minister hebben.

Het grootste deel van de contracten is gebaseerd op het “Koopgarant” principe waarbij sprake is van verleende kortingen op de marktwaarde tussen 0% en 25%.

8.4 Financiële vaste activa

Het verloop van de financiële vaste activa kan als volgt worden gespecificeerd:

Bedragen x € 1.000

  deelnemingen latente belastingvordering uitgesteld hedge-resultaat overige vorderingen totaal
1 januari 2021 1 26.977 45.588 164 72.730
acute belastingen 0 0 0 0 0
mutatie boekjaar 0 -4.051 -1.080 -14 -5.145
31 december 2021 1 22.926 44.508 150 67.585

Inbegrepen in de stand per 31 december 2021 zijn bedragen met een:

Bedragen x € 1.000

  deelnemingen latente belastingvordering uitgesteld hedge-resultaat overige vorderingen totaal
- looptijd korter dan één jaar 0 5.484 1.080 14 6.578

Latente belastingvorderingen

De samenstelling van verwerkte, beschikbare verrekenbare tijdelijke verschillen en compensabele verliezen is als volgt:

Bedragen x € 1.000

opgenomen onder financiële vaste activa 31-12-2021 31-12-2020
- onroerende zaken afschrijvingspotentieel 9.299 12.760
- onroerende zaken VoV 85 1
- onroerende zaken in ontwikkeling 0 1.826
- onroerende zaken ten dienste van de exploitatie 343 378
- leningen 1.244 1.364
- disagio Vestia-lening 1.945 0
- compensabele verliezen 10.010 10.648
  22.926 26.977

De onder financiële vaste activa opgenomen latenties zijn gewaardeerd tegen contante waarde tegen 2,06% disconteringsvoet (2020: 2,20%) en hebben een gemiddelde looptijd van 6 jaar. De nominale waarde van deze tijdelijke verschillen bedraagt circa € 39,1 miljoen (2020: circa € 46 miljoen). De post heeft met name betrekking op langlopende leningen, projecten in ontwikkeling en compensabele verliezen.

Aangezien Lefier haar beleid heeft afgestemd op haar volkshuisvestelijke karakter, is bij het contant maken van het tijdelijk waarderingsverschil van het vastgoed in exploitatie de veronderstelling gehanteerd dat er in de toekomst geen afwikkelmoment zal zijn van de te vormen latentie. Hierdoor bedraagt de contante waarde van de berekende latentie vrijwel nihil. De nominale waarde van de latente belasting(en) bedraagt ultimo boekjaar € 151,6 miljoen (2020: € 143,3 miljoen).

De compensabele verliezen zijn gedaald door de fiscale winst over 2021. Daar staat tegenover een aanpassingen in voorgaande boekjaren, met name door fiscaal on-balance waarderen van embedded derivaten, herclassificaties van onderhoudskosten, aanpassingen van waardering van grondposities en gemengde projecten. Van de compensabele verliezen is de verwachting dat deze gecompenseerd worden binnen de daarvoor beschikbare termijn van verliescompensatie binnen de fiscale wetgeving hierover. Het deel van de vennootschapsbelasting over de fiscale verliezen dat is ontstaan door de beperking van de rente-aftrek bedraagt € 45,8 miljoen en is niet geactiveerd aangezien dit naar verwachting niet in de toekomst kan worden gecompenseerd.

Uitgesteld hedge-resultaat

In 2019 is een tweetal renteswaps bij de BNP doorgezakt in nieuw afgesloten langlopende leningen. Deze twee leningen zijn onder de langlopende schulden initieel verwerkt op basis van de marktwaarde. Als gevolg hiervan ontstaat een verschil tussen de nominale waarde en de marktwaarde welke jaarlijks wordt opgerent conform de effectieve interestmethode waarmee een rentebate in de winst- en verliesrekening tot uitdrukking komt. De marktwaarde van deze afgewikkelde twee renteswaps is geactiveerd en hierop wordt jaarlijks afgeschreven conform de effectieve interestmethode, waarmee een rentelast tot hetzelfde bedrag als de rentebate in de winst- en verliesrekening tot uitdrukking komt. Per saldo hebben deze mutaties in de winst- en verliesrekening geen financieel impact maar zijn om verslaggevingstechnische redenen voorgeschreven.

Overige vorderingen

Betreft gewaardeerde optiepremie derivaten vanuit contract met extendible lening als gevolg van toepassing Richtlijn 290: Financiële instrumenten. De optiepremie wordt lineair geamortiseerd over de looptijd van het contract, jaarlijks € 14.000.

8.5 Voorraden

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
vastgoed bestemd voor de verkoop 5.675  6.598 
  5.675  6.598 

Het aantal eenheden bestemd voor de verkoop bedraagt 1 bedrijfsruimte en 15,6 hectare grond. In lijn met interne besluitvorming wordt de grond welke onderdeel is van de niet-DAEB portefeuille, en waarvoor geen concrete plannen zijn voor ontwikkeling, verkocht en daarmee kwalificeert deze grond als voorraad. 

8.6 Vorderingen

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
huurdebiteuren 2.616 2.102
overige vorderingen 20.033 573
overlopende activa 2.561 3.220
  25.210 5.895

Alle vorderingen hebben een resterende looptijd korter dan een jaar. De reële waarde van de vorderingen benadert de boekwaarde, gegeven het kortlopende karakter ervan en het feit dat waar nodig voorzieningen voor oninbaarheid zijn gevormd. Onder de overige vorderingen is een vordering opgenomen inzake de subsidieregeling woningcorporaties aardbevingsgebied Groningen. Conform Ministeriele regeling heeft Lefier op balansdatum een vordering van € 19,5 miljoen.

Huurdebiteuren

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
huurdebiteuren 3.110 2.968
af: voorziening dubieuze debiteuren -494 -866
  2.616 2.102

Overige vorderingen

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
subsidieregeling aardbevingen woningcorporaties 19.373 0
overige vorderingen 660 573
  20.033 573

Overlopende activa 

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
vooruitontvangen facturen 951 1.923
vooruitbetaalde leningen 759 737
door te berekenen bedragen 615 245
nog te ontvangen bedragen 28 148
overige 209 167
  2.561 3.220

Onder de overlopende activa zijn geen posten opgenomen met een resterende looptijd langer dan een jaar.

8.7 Liquide middelen

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
Rabobank 0 8
ING-bank 3.031 10.996
  3.031 11.004

De liquide middelen staan ter vrije beschikking van de rechtspersoon.

8.8 Eigen Vermogen

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
herwaarderingsreserve 2.608.201 1.982.668
overige reserves -302.379 37.778
resultaat boekjaar 541.026 285.376
  2.846.848 2.305.822

Herwaarderingsreserve

Het verloop van de herwaarderingsreserve is als volgt:

Bedragen x € 1.000

1 januari 1.982.668 1.745.326
realisatie door verkoop -4.892 -5.518
realisatie door sloop -856 -6.669
overige mutaties en opleveringen 73.270 -4.222
ongerealiseerde herwaardering boekjaar 558.011 253.751
31 december 2.608.201 1.982.668

Overeenkomstig de statuten van Lefier dient het gehele vermogen binnen de kaders van de Woningwet en afgeleid van de BTIV te worden besteed.

Per 31 december 2021 is in totaal € 2,6 miljard aan ongerealiseerde herwaarderingen in het eigen vermogen begrepen (2020: € 2,0 miljard), zijnde het verschil tussen de marktwaarde in verhuurde staat van het vastgoed in exploitatie en de kostprijs. De waardering van dit vastgoed is in overeenstemming met het Handboek modelmatig waarderen bepaald en is daarmee conform de in de Woningwet voorgeschreven waarderingsgrondslag en daaruit afgeleide ministeriële besluiten geldend ten tijde van het opmaken van de jaarverslaggeving.

Uitgaande van waardering tegen beleidswaarde van het vastgoed in exploitatie is een bedrag van € 1.801 miljoen in het eigen vermogen begrepen dat op basis van het beleid van de corporatie niet kan worden gerealiseerd. De realisatie van het verschil tussen marktwaarde en beleidswaarde is sterk afhankelijk van het te voeren beleid van Lefier. De mogelijkheden voor de corporatie om vrijelijk door (complexgewijze) verkoop of huurstijgingen de marktwaarde in verhuurde staat van het DAEB-bezit in exploitatie te realiseren zijn beperkt door wettelijke maatregelen en maatschappelijke ontwikkelingen zoals demografie en ontwikkeling van de behoefte aan sociale (DAEB) huurwoningen. Omdat de doelstelling van de corporatie is om duurzaam te voorzien in passende huisvesting voor hen die daar niet zelf in kunnen voorzien, zal van het vastgoed in exploitatie slechts een beperkt deel vervreemd worden. Daarnaast zal bij mutatie van de woning slechts in uitzonderingssituaties de huur worden verhoogd tot de markthuur en zijn de werkelijke onderhouds- en beheerlasten hoger dan ingerekend in de marktwaarde, voortvloeiend uit de beoogde kwaliteit- en beheersituatie van de corporatie.

Overige reserves

Het verloop van de overige reserves is als volgt:

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
31 december 323.154 275.121
uit resultaatbestemming 541.026 285.376
toevoeging aan herwaarderingsreserve -625.533 -237.343
31 december 238.647 323.154

De resultaatbestemming is vooruitlopend op en onder voorbehoud van de goedkeuring door de Raad van Commissarissen in de jaarrekening verwerkt.

8.9 Voorzieningen

Het verloop van de voorzieningen is als volgt:

Bedragen x € 1.000

  1 januari 2021 dotaties onttrekkingen vrijval 31 december 2021
voorziening voor onrendabele investeringen en herstructurering 8.478 50.612 -22.931 -7.246 28.913
overige voorzieningen 1.986 276 -132 -171 1.959
  10.464 50.888 -23.063 -7.417 30.872

Van de voorzieningen is een bedrag van € 10,1 miljoen als langlopend (langer dan een jaar) aan te merken.  Hiervan loopt naar verwachting de gehele post af binnen 5 jaar.

Voorziening onrendabele investeringen nieuwbouw en herstructurering

De voorziening onrendabele investeringen nieuwbouw betreft het per saldo verlieslatende deel van contracten afgesloten ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwbouw huurwoningen waarvoor nog onvoldoende kosten zijn gemaakt om het bedrag daarop in mindering te brengen. 

Overige voorzieningen

Onder overige voorzieningen zijn de volgende voorzieningen opgenomen:

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
voorziening jubilea 1.358 1.383
voorziening loopbaanontwikkeling 601 603
  1.959 1.986

8.10 Langlopende schulden

Bedragen x € 1.000

  31 december 2021 aflossings-verplichting 2022 resterende looptijd
> 1 jaar
resterende looptijd
> 5 jaar
schulden aan overheid 6.490 904 5.585 1.365
schulden aan kredietinstellingen 980.606 52.719 927.888 780.232
verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden 21.070 0 21.070 0
derivaten 11.437 0 11.437 -7.319
financiële leaseverplichtingen 1.244 316 928 116
overige schulden 440 0 440 440
  1.021.287 53.939 967.348 774.834

Het vervalschema van de langlopende schulden in de komende 5 jaren is hieronder weergegeven:

Bedragen x € 1.000

  Aflosbaar over 2 jaar Aflosbaar over 3 jaar Aflosbaar over 4 jaar Aflosbaar over 5 jaar
leningen overheid 2.754 475 489 504
leningen kredietinstellingen 12.652 27.802 44.915 27.739
totaal langlopende schulden 15.406 28.277 45.404 28.243

Aflossingsverplichtingen binnen 12 maanden na afloop van het boekjaar zoals hierboven toegelicht zijn opgenomen onder de schulden op korte termijn.

Schulden/leningen overheid en kredietinstelling

De mutaties in 2021 van de schulden/leningen overheid en kredietinstellingen kunnen als volgt worden toegelicht:

Bedragen x € 1.000

  schulden/leningen overheid schulden/leningen kredietinstellingen totaal
stand per 1 januari (lang- en kortlopend) 6.955 945.650 952.605
bij: nieuwe leningen 0 86.903 86.903
bij: agio Vestia lening 0 15.040 15.040
af: doorzakconstructie derivaten 0 -1.081 -1.081
af: reguliere aflossingen -465 -2.860 -3.325
af: eindaflossingen 0 -63.047 -63.047
stand per 31 december (lang- en kortlopend) 6.490 980.605 987.095
       
waarvan opgenomen onder schulden op korte termijn 905 52.718 53.623
waarvan opgenomen onder schulden op lange termijn 5.585 927.888 933.473

De marktwaarde van de leningenportefeuille inclusief kredietopslag bedraagt € 1,293 miljoen (2020: € 1.383 miljoen). De renteopslag is ontleend aan de verwachtingen bij de sectorbanken (NWB en BNG Bank). De basisrente is de Euro Swap rate. De marktwaarde zonder rekening te houden met een opslag is € 1,341 miljoen per 31 december 2021.

Schulden/leningen overheid

Hieronder zijn leningen opgenomen die zijn verstrekt door de gemeente Emmen en Midden-Groningen.

De schulden hebben de volgende kenmerken:

Bedragen x € 1.000

inclusief kortlopend deel vastrentende leningen 31-12-2021 31-12-2020
restschuld ultimo 6.490 6.955
gemiddelde rente 3,54% 3,51%
gemiddelde looptijd 5 9
duration 2,6 3,4

Schulden/leningen kredietinstellingen

Hieronder zijn leningen opgenomen welke zijn verstrekt door de sectorbanken BNG, NWB , verzekeringsmaatschappijen en overige banken/kredietinstellingen.

De schulden hebben de volgende kenmerken:

Bedragen x € 1.000

vastrentende leningen 31-12-2021 31-12-2020
restschuld (inclusief kortlopend deel) per balansdatum (x € 1.000) 938.605 890.650
gemiddelde rente 2,93% 3,14%
gemiddelde looptijd in jaren 22 21
duration 18,0 18,2

Bedragen x € 1.000

leningen met variabele rente 31-12-2021 31-12-2020
restschuld (inclusief kortlopend deel) per balansdatum (x € 1.000) 42.000 55.000
gemiddelde rente -0,40% -0,37%
gemiddelde looptijd in jaren 2 2
duration 0,1 0,3

Voor de variabel rentende leningen is een renteswap afgesloten om het variabel rente risico op deze leningen af te dekken. De renteswap is per 1 juli 2021 afgewikkeld:

Bedragen x € 1.000

bank type coupon lefier ingangs eind volume Vervroegd marktwaarde marktwaarde
      ontvangt datum datum   afgewikkeld 12/31/2021 12/31/2020
Rabobank payer swap 3,3350% 3M Euribor 01-07-2011 01-07-2021 0 Afgewikkeld -936 
            0   -936 

Van de leningen overheid en kredietinstellingen is een totaalbedrag van € 934,1 miljoen opgenomen waarvoor WSW borging is verkregen. Dit is inclusief twee door het WSW geborgde leningen met een variabele hoofdsom ad € 45 miljoen, waarvan ultimo boekjaar € 8 miljoen niet is opgenomen.

Onder de leningen zijn voor een bedrag van € 142,5 miljoen (2020: € 142,5 miljoen) aan zogenaamde basisrenteleningen opgenomen. Op deze leningen wordt een vaste basisrente betaald van gemiddeld 3,59 %. De credit spread die op deze leningen wordt betaald wordt periodiek herzien. Voor de huidige leningen is de gemiddelde credit spread 0,18 %. Het vervalschema van de credit spread herzieningen is hieronder weergegeven:

Bedragen x € 1.000

geldgever type bedrag ingangs-
datum
eind-
datum
basis rente spread aanpassing opslag % totaal
NWB BAS  15.000   1/09/09  1/09/59 3,6950%  1/09/23 0,1500% 3,8450%
NWB BAS  25.000   1/07/11  1/07/61 3,2900%  1/07/24 0,1700% 3,4600%
NWB BAS  25.000  29/06/12  1/07/58 3,2100%  1/07/23 0,1500% 3,3600%
BNG BAS  25.000   6/09/12  7/09/57 3,2300%  7/09/22 0,1400% 3,3700%
NWB BAS  17.500   2/11/12  2/11/62 3,6100%  2/11/24 0,1700% 3,7800%
NWB BAS  25.000   3/12/19  4/06/63 3,6675%  3/06/22 0,1500% 3,8175%
NWB BAS  10.000   9/12/19  7/09/62 3,6375%  7/09/22 0,1600% 3,7975%
     142.500      3,4380%   0,1779% 3,5929%

Als op het moment van credit spread herziening geen akkoord met de kredietinstelling wordt bereikt over de hoogte ervan is de lening opeisbaar en dient er een break cost te worden betaald gelijk aan de netto contante waarde van het verschil tussen de dan geldende marktrente en de in de lening overeengekomen basisrente.

Onder de leningen is voor een bedrag van € 13,5 miljoen aan extendible leningen opgenomen. Bij deze leningen betaalt Lefier gedurende het eerste tijdvak een vaste rente die lager is dan de marktrente zoals die op het moment van afsluiten gold. In ruil hiervoor heeft Lefier aan de tegenpartij het recht gegeven op bij het begin van het tweede tijdvak te bepalen of er een op het moment van afsluiten bepaalde vaste rente wordt betaald of dat er een variabele rente wordt betaald. Dit recht van de tegenpartij is een embedded derivaat dat is afgescheiden van het basiscontract en afzonderlijk in de balans is verwerkt onder derivaten. De belangrijkste kenmerken van deze leningen en de embedded derivaten alsmede de reële waardes zijn weergegeven in de toelichting op de derivaten.

Verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden

Bedragen x € 1.000

  Verplichting uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden
1 januari 2021  
terugkoopverplichtingen ontstaan bij overdracht 13.230
verminderingen/vermeerderingen na overdracht 5.149
  18.379
mutaties  
af: teruggekochte onroerende zaken verkocht onder voorwaarden -962
herwaardering 3.652
  2.691
31 december 2021  
terugkoopverplichting ontstaan bij overdracht 12.268
verminderingen/vermeerderingen na overdracht 8.801
  21.070

Derivaten

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
1 januari 14.210 10.707
herwaardering -2.773 3.503
31 december 11.437 14.210

Lefier heeft twee extendible leningen in haar portefeuille. Deze leningen zijn verstrekt door NWB (Fortis Bank).

Marktwaarde embedded derivaten per 31 december 2021:

Bedragen x € 1.000

geldgever type bedrag ingangsdatum startdatum swaption einddatum swaption strike renteconventie 31-12-2021 31-12-2020
NWB extendible  10.000  2-7-2007 1-7-2032 1-7-2052 4,550% act/360  -7.319   -9.182 
NWB extendible  3.500  2-1-2008 2-1-2023 2-1-2053 4,675% act/360  -4.118   -5.028 
     13.500             -11.437   -14.210 

In deze extendible leningen is een recht opgenomen voor de geldgever om vanaf een specifiek vooraf overeengekomen datum te kiezen voor een vaste dan wel een variabele rente. Dit recht heeft Lefier verkocht (geschreven). Het betreft een geschreven embedded receiver swaption. Conform Richtlijn 290 zijn de embedded geschreven swaptions separaat gewaardeerd.

De duration van de gehele portefeuille (inclusief het effect van de renteswaps) bedraagt 17,4 jaar (2020: 17,5).

Financiële leaseverplichtingen

Het verloop van de financiële leaseverplichtingen is als volgt:

De financiële leaseverplichtingen zijn als volgt onder te verdelen:

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
stand per 1 januari (lang- en kortlopend) 1.476 2.138
bij: nieuwe contracten 185 58
af: leaseverplichting -302 -375
af: einde leasecontracten -115 -345
stand per 31 december (lang- en kortlopend) 1.244 1.476
     
waarvan opgenomen onder schulden op korte termijn 316 401
waarvan opgenomen onder schulden op lange termijn 928 1.075

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
verplichtingen <= 1 jaar 316 401
verplichtingen > 1 jaar en < 5 jaar 812 875
verplichtingen >= 5 jaar 204 314
  1.332 1.590
af: toekomstige rente -87 -112
  1.245 1.478

De gemiddelde rentevoet bedraagt 2,78% (2020: 2,93%).

Overige schulden

Betreft waarborgsommen die uit hoofde van huurovereenkomsten van huurders ontvangen worden en dienen als eerste zekerheid voor de voldoening van eventueel verschuldigde achterstallige huur en mutatiekosten. De waarborgsommen inclusief rente worden bij beëindiging van de huurovereenkomst verrekend.

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
1 januari 369 384
toevoegingen 86 47
aflossingen -15 -62
31 december 440 369

8.11 Kortlopende schulden

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
schulden aan kredietinstellingen 346 0
schulden aan overheid 904 465
aflossingsverplichtingen kredietinstellingen 52.718 65.907
aflossing leaseverplichtingen 316 401
schulden aan leveranciers 12.768 5.076
belastingen en premies sociale verzekeringen 6.396 5.085
af te dragen pensioenpremie 1 271
overlopende passiva 58.747 34.579
  132.196 111.783

Lefier heeft per 31 december 2021 bij de ING Bank N.V. een kredietfaciliteit ter grootte van € 20 miljoen.

Op balansdatum is geen geen gebruik gemaakt van deze faciliteit. Onder de aflossingsverplichtingen kredietinstellingen zijn toegelicht de aflossingsverplichtingen op leningen die vervallen binnen 1 jaar na afloop van het boekjaar. Voor het in deze post opgenomen kortlopende deel van langlopende schulden verwijzen wij naar de toelichting op de langlopende schulden. Alle kortlopende schulden hebben een resterende looptijd van korter dan een jaar. De reële waarde van de kortlopende schulden benadert de boekwaarde vanwege het kortlopende karakter van de schulden.

De overlopende passiva bestaan uit de volgende posten:

Bedragen x € 1.000

  31-12-2021 31-12-2020
vooruitontvangen subsidie aardbevingen 24.777 0
vergoeding NAM herstelkosten aardbevingsschades 7.454 8.073
transitorische rente leningen/derivaten 13.406 14.731
aangegane verplichtingen 7.607 5.857
vooruitontvangen huuropbrengsten 2.333 2.541
verplichting verlofsaldo 891 990
te verrekenen servicekosten 797 1.417
reorganisatieverplichting 743 0
per saldo overige 739 970
  58.747 34.579

8.12 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen

Investerings- en onderhoudsverplichtingen

Er zijn niet in de balans opgenomen verplichtingen voor projecten (nieuwbouw, verbeteringen en/of groot onderhoud) tot een bedrag van €.54,1 miljoen (2020: € 53,0 miljoen). Deze verplichtingen komen voor € 40,1 miljoen naar verwachting tot afwikkeling in een periode van 1 jaar ná balansdatum.

Huurverplichtingen

Het jaarlijks bedrag van met derden aangegane verplichtingen van onroerend goed bedraagt in totaal
€ 0,3 miljoen. De huurverplichtingen lopen van 1 tot 5 jaar.

Heffing saneringsfonds

Lefier zal de komende 5 jaren naar verwachting in totaal € 5,3 miljoen moeten afdragen aan door de Autoriteit Woningcorporaties opgelegde saneringsheffingen. Deze middelen worden ingezet om noodlijdende corporaties financieel er weer bovenop te helpen.

WSW Obligo

Uit hoofde van het borgingsstelsel heeft Lefier een obligoverplichting jegens het WSW. Deze bestaat uit de jaarlijkse obligoheffing van maximaal 0,33% en een gecommitteerd obligo in de vorm van een variabele lening van maximaal 2,6% van de restschuld van de door Lefier opgenomen, door het WSW geborgde leningen. Over 2021 bedroeg de heffing 0,041% (€ 0,6 miljoen) en het gecommitteerde obligo 0% .De maximale obligoverplichting bedraagt €23,5 miljoen per 31 december 2021 (€ 34,9 miljoen per 31 december 2020).

Lefier zal de komende 5 jaren naar verwachting in totaal € 6,2 miljoen moeten afdragen aan jaarlijkse obligoheffingen en eventuele verstrekken van gecommitteerde obligo om het risicovermogen van het WSW op peil te houden. Indien het WSW  het gecommitteerde obligo zou opeisen dient Lefier het bedrag binnen 10 dagen aan het WSW over te maken. Lefier verwacht indien noodzakelijk aan deze verplichting te kunnen voldoen door het nog niet benutte deel van het bestaande financieringskrediet aan te spreken, en zo nodig een aanvullende lening aan te trekken binnen het aanwezige faciliteringsvolume.

Ketenaansprakelijkheid
Op grond van de Wet Ketenaansprakelijkheid kan Lefier eventueel aansprakelijk worden gesteld. Aangezien wij door de wetgever als eigenbouwer worden aangemerkt, passen wij de Wet Ketenaansprakelijkheid toe bij alle investeringen en onderhoudswerkzaamheden. Dit houdt in dat een deel van de loonsom in het factuurbedrag op een geblokkeerde rekening wordt gestort. Tevens passen wij in genoemde gevallen de btw-verleggingsregeling toe.

Versterking van woningen als gevolg van risico op aardbevingen
Lefier heeft op basis van het Burgerlijk Wetboek (art 6:174 BW, verantwoordelijkheid van de eigenaar van een opstal) en de woningwet (art 1a, lid 1, algemene zorgplicht eigenaar bouwwerk) de verplichting om te zorgen dat het door haar verhuurde vastgoed veilig is. Deze veiligheid kan mogelijk in het geding komen door het risico op aardbevingen in een deel van ons werkgebied (zie ook Hoofdstuk 4 algemene toelichting van de jaarrekening). Door het uitvoeren van versterkingsmaatregelen kan dit risico naar verwachting worden weggenomen.

De gezamenlijke corporaties in het bevingsgebied voeren in het vervolg van gerechtelijke uitspraken zowel in het privaatrechtelijke als publieke domein gesprekken over een vergoeding voor de waardevermindering van vastgoed als gevolg van aardbevingen. In de schadestaatprocedure wordt vergoeding van een bedrag van €21,9 miljoen verlangd. Een uitspraak in de schadestaatprocedure wordt niet eerder dan ultimo 2022 verwacht. 

Fiscale eenheid voor de VpB
Stichting Lefier vormt met Lefier Holding B.V. een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Op grond van de Invorderingswet zijn de vennootschap en de met haar gevoegde dochteronderneming ieder hoofdelijk aansprakelijk voor ter zake door de combinatie verschuldigde belasting. In de jaarrekening van Lefier wordt een belastinglast berekend op basis van het behaalde commerciële resultaat. Door Lefier wordt met Lefier Holding B.V. via de rekening-courantverhouding afgerekend.

9. Toelichting op de functionele winst- en verliesrekening over 2021

9.1 Netto resultaat exploitatie vastgoedportefeuille

Huuropbrengsten

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
woningen en woongebouwen 175.102 171.655
onroerende zaken niet zijnde woongebouwen 7.500 7.738
bruto huuropbrengsten 182.602 179.393
af: huurderving wegens leegstand -2.147 -2.724
Af: huurderving wegens oninbaarheid -65 -214
netto huuropbrengsten 180.390 176.455

De huuropbrengsten zijn gewijzigd als gevolg van:

  • Verlaging van de huren wegens eenmalige huurverlaging (€ 0,4 miljoen)
  • Het in exploitatie nemen van nieuwe woningen en woongebouwen of van aangekochte woningen
    (€ 1,75 miljoen)
  • Verlaging als gevolg van minder woningen in beheer door verkoop en sloop (-/- € 0,5 miljoen)
  • Verhoging als gevolg van huurverhoging vrije sector en bedrijfsonroerendgoed (€ 0,2 miljoen)
  • Verhoging van de huuropbrengsten door overige mutaties (harmonisatie) en effect van huurverhogingen gedurende 2020
    (€ 2,2 miljoen)
  • Verhoging door minder huurderving door leegstand wegens wegens groter aantal leegstaande eenheden (€ 0,6 miljoen)
  • Verhoging door minder huurderving door oninbaarheid (€ 0,15 miljoen)

De geografische onderverdeling van de bruto huuropbrengsten kan als volgt worden weergegeven:

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
gemeente Borger-Odoorn 8.486 8.391
gemeente Emmen 61.545 60.115
gemeente Groningen 59.134 58.009
gemeente Midden-Groningen 28.202 25.134
gemeente Stadskanaal 25.235 27.744
  182.602 179.393

Opbrengsten servicecontracten

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
overige goederen, leveringen en diensten 7.770 7.694
     
af: vergoedingsderving wegen leegstand -246 -96
af: vergoedingsderving wegen oninbaarheid -68 -31
  7.456 7.567

De ontvangen vergoedingen zijn gewijzigd als gevolg van:

  • wijziging inkooptarieven
  • hogere vergoedingsderving wegens leegstand
  • hogere vergoedingsderving wegens oninbaarheid

Lasten servicecontracten

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
stookkosten -2.028 -2.032
kosten elektra -2.123 -2.081
waterverbruik -617 -631
schoonmaken -1.386 -1.306
service onderhoud -520 -484
groenvoorziening -242 -231
diversen -763 -863
  -7.679 -7.628

Overheidsbijdragen

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
overige overheidsbijdragen 1 8
  1 8

Lasten verhuur en beheeractiviteiten

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
toegerekende organisatiekosten -13.164 -15.836
  -13.164 -15.836
specificatie toegerekende organisatiekosten: 2021 2020
personeelskosten -24.567 -25.227
kosten Raad van Commissarissen -114 -131
huisvestingskosten -906 -880
facilitaire kosten -901 -988
ict kosten -3.915 -3.784
reorganisatiekosten -731 182
kosten organisatieontwikkeling -537 -483
algemene kosten -2.536 -2.307
afschrijvingen activa t.d.v. de exploitatie -2.962 -3.500
bruto bedrijfslasten -37.169 -37.118
toegerekende organisatiekosten aan andere activiteiten -24.006 -21.284
toegerekende organisatiekosten aan verhuur en beheeractiviteiten -13.164 -15.836

De toegerekende organisatiekosten aan verhuur en beheeractiviteiten zijn gebaseerd op de gehanteerde verdeelsleutels zoals deze in paragraaf 6.3 zijn opgenomen. Deze kosten bestaan onder meer uit lonen en salarissen voor personeel dat primair bezig is met de exploitatie van het vastgoed.

Lasten onderhoudsactiviteiten

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
onderhoudslasten (cyclisch) -33.152 -26.719
onderhoudslasten (niet-cyclisch) -29.380 -22.919
  -62.532 -49.638
verdeling onderhoudslasten:    
  2021 2020
planmatig onderhoud (inclusief contractonderhoud) -29.790 -23.650
mutatieonderhoud -7.910 -4.592
klachtenonderhoud -10.771 -11.385
vervanging keukens/badkamers/toiletten -2.109 -1.095
serviceonderhoud -3.055 -2.749
toegerekende organisatiekosten -8.897 -6.167
  -62.532 -49.638

De toegerekende organisatiekosten aan onderhoudskosten zijn gebaseerd op de gehanteerde verdeelsleutels zoals deze in paragraaf 6.3 zijn opgenomen. Deze kosten bestaan uit bedrijfskosten en lonen en salarissen welke verband houden met het onderhoud van vastgoed in exploitatie.

Overige directe operationele lasten exploitatie bezit

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
gemeentelijke heffingen -12.622 -12.216
verhuurderheffing -12.789 -15.926
verzekeringskosten -1.224 -1.108
overige directe operationele lasten exploitatie bezit -1.520 -1.591
Toegerekende ov dir operationele lasten exploitatie bezit -348 -245
  -28.503 -31.086

9.2 Netto gerealiseerd resultaat verkoop vastgoedportefeuille

Verkoopopbrengst vastgoedportefeuille

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
voormalige huurwoningen 21.222 11.803
verkoopopbrengst vov 308 379
bedrijfsruimtes 387 2.512
gronden en overig 3.884 142
  25.801 14.836

De verkoopopbrengst betreft 112 zelfstandige woningen en 9 niet-woongelegenheden (2020: 70 zelfstandige woningen en 30 niet-woongelegenheden). De door verkoop in 2021 gerealiseerde waardestijging die was begrepen in de herwaarderingsreserve bedraagt € 4,9 miljoen.

Toegerekende organisatiekosten verkoop

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
lonen en salarissen verkoopafdeling -243 -219
overige indirecte kosten 0 0
  -243 -219

Boekwaarde verkochte vastgoedportefeuille

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
boekwaarde voomalige huurwoningen -17.048 -8.055
boekwaarde vov -230 -414
boekwaarde bedrijfsruimtes -199 -2.984
boekwaarde gronden en overig -933 0
  -18.410 -11.453

9.3 Waardeveranderingen vastgoedportefeuille

  2021 2020
overige waardeveranderingen vastgoedportefeuille -2.960 -2.149
waardeverandering nieuwbouw in ontwikkeling                    -4.802 -7.727
waardeverandering woningverbeteringen -32.981 398
waardeverandering GREX-projecten in ontwikkeling            -6.878 -4.775
waardeverandering overige projecten vastgoedportefeuille  -207 -48
gerealiseerde waardeverandering vastgoedportefeuille                         -90 -141
  -47.918 -14.442

Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
DAEB vastgoedbeleggingen in exploitatie 516.188 243.321
niet-DAEB vastgoedbeleggingen in exploitatie 41.823 10.430
  558.011 253.751
     

Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille verkocht onder voorwaarden

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
waardering vastgoed verkocht onder voorwaarden 730 338
  730 338

Niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille bestemd voor verkoop

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
niet gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille bestemd voor verkoop -23 561
  -23 561

9.4 Netto resultaat overige activiteiten

Opbrengsten overige activiteiten

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
opbrengsten overige activiteiten 268 357
  268 357

Kosten overige activiteiten

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
toegerekende organisatiekosten -135 -196
  -135 -196

9.5 Overige organisatiekosten

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
volkshuisvestelijke bijdrage Vestia lening -15.386 0
bijdrageheffing AW -113 -132
obligoheffing WSW -565 0
toegerekende overige organisatiekosten -5.524 -4.899
  -21.588 -5.031

De "volkshuisvestelijke bijdrage Vestia lening" betreft het agio die is ontstaan door de leningruil met Vestia, waarbij leningen met een marktconforme rente zijn geruild voor leningen met een niet-marktconforme (hogere) rente. Het agio betreft het verschil tussen de boekwaarde van de aan Vestia overgedragen leningen en de reële waarde van de van Vestia overgenomen leningen.

In de post "toegerekende overige organisatiekosten" worden de organisatiekosten opgenomen die niet rechtstreeks aan de primaire activiteiten toegerekend kunnen worden. Het betreffen hier o.a. de personele, facilitaire en huisvestingskosten voor de ondersteunende afdelingen van de organisatie (o.a. Bestuur, RvC, HRM, Strategie en beleid, Control en Financiën).
  

9.6 Leefbaarheid

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
vastgoed / gerelateerde leefbaarheid -3.333 -3.834
mens / gerelateerde leefbaarheid -585 -163
  -3.918 -3.997

9.7 Saldo financiële baten en lasten

Waardeveranderingen van financiële vaste activa en derivaten

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
waardeverandering embedded derivaten 2.773 -3.503
financiële vaste activa derivaten -14 -14
  2.759 -3.517

Andere rentebaten en soortgelijke opbrengsten

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
rente op vorderingen 17 21
  17 21

Rentelasten en soortgelijke kosten

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
rente langlopende schulden:    
- leningen overheid * -244 -249
- leningen kredietinstellingen * -25.515 -27.283
- derivaten * -485 -939
- overige schulden -50 -52
     
rente kortlopende schulden    
- kredietinstellingen -161 -155
- overige schulden -189 -142
     
af: geactiveerde rente 402 1.474
  -26.242 -27.346

De gemiddelde rentevoet welke is gehanteerd bij de geactiveerde rente bedraagt 0,55% (2020: 2,81%).


* De hiervoor vermelde rentelast van langlopende schulden kan als volgt worden gespecificeerd:

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
- rentelasten van leningen met een vaste rente -25.855 -27.563
- rentelasten van leningen met een variabele rente 134 150
- rentelasten / (baten) van rentederivaten met een effectieve hedge relatie -485 -940
  -26.206 -28.352

9.8 Belastingen

De belastingen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
Aanpassingen voorgaande boekjaren 3.712 3.352
Latentie afschrijvingspotentieel -3.461 12.760
mutatie latente belastingen -4.303 -14.241
  -4.052 1.871

De aanpassingen voorgaande boekjaren worden veroorzaakt door fiscaal on-balance waarderen van embedded derivaten, herclassificaties van onderhoudskosten, aanpassingen van waardering van grondposities en gemengde projecten. 

De acute belastinglast is als volgt bepaald:

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
resultaat voor belastingen volgens de enkelvoudige jaarrekening    
  545.077 283.505
Verschillen met fiscaal resultaat:    
Waardeverandering vastgoedportefeuille -512.644 -242.500
Verschil resultaat projectontwikkeling -347 0
Verschil op fiscale afschrijving op vastgoed -8.849 -10.265
Tijdelijk verschil sectorbijdrage Vestia deal 7.693 0
Disagio op leningen -865 -1.002
Lager fiscaal resultaat op verkoop -2.309 0
Dotatie herinvesteringsreserve (HIR) -9.632 0
Resultaat liquidatieverlies 0 -6.005
Fiscaal afwijkende onderhoudslasten -14.885 -3.100
Renteaftrekbeperking (ATAD1) 14.959 9.678
Diversen -787 -560
  -527.666 -253.754
belastbaar bedrag voor verliescompensatie 17.411 29.751
fiscale verliescompensatie -17.411 -29.751
verschuldigd winstbedrag (kasstroom) 0 0

Het gemiddelde wettelijke belastingtarief bedraagt 25% en zal per 1 januari 2022 worden verhoogd naar 25,8%. De effectieve belastingdruk ad 0,7% (2020: 0,7%) wordt veroorzaakt door het onder de latente belastingvordering waarderen van tijdelijke verschillen tegen contante waarde, fiscaal vrijgestelde winstbestanddelen en schattingswijzigingen op voorgaande jaren. Dit betreft onder meer verschillen in de verwerking van resultaten uit projectontwikkeling, afschrijvingen op het vastgoed en de verwerking van interest.


De aanpassing voorgaande boekjaren van € 3,7 miljoen heeft betrekking op een herziening van de inschatting van de compensabele verliezen voor de jaren 2018 tot en met 2020. Tot en met 2017 zijn de aangiftes definitief geregeld. Voor aangiftejaar 2018 en 2019 is rekening gehouden met een herziening op de eerder ingediende aangiften voor wat betreft later gemaakte afspraken met de belastingdienst. De aangifte 2020 zal voor 1 mei 2022 worden ingediend.

9.9 Afschrijvingen

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
afschrijving onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie -2.962 -3.500
  -2.962 -3.500

9.10 Lonen en salarissen

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
lonen en salarissen -18.917 -18.966
sociale lasten -2.422 -2.233
pensioenpremies -2.027 -2.642
overige personeelskosten -1.200 -1.637
  -24.566 -25.478

9.11 Gemiddeld aantal werknemers

Gedurende het jaar 2021 had de corporatie gemiddeld 289,0 fte werknemers in dienst (2020: 305,0 fte). Dit aantal is gebaseerd op het aantal fulltime equivalenten. Geen van de werknemers is buiten Nederland werkzaam (2020: 0). Het aantal fte's per bedrijfsonderdeel is per 31-12-2021 als volgt verdeeld:

Bedrijfsonderdeel 2021
Bestuur en staf 23,7
Financien en ondersteuning 41,6
Maatschappelijk presteren 171,1
Vastgoed 50,1

9.12 Accountantshonoraria

In het boekjaar zijn de volgende bedragen aan accountantshonoraria ten laste van het resultaat gebracht (inclusief btw):

Bedragen x € 1.000

  2021 2020
controle van de jaarrekening -228 -228
andere controlewerkzaamheden (dVi-verantwoordingen) -23 -23
  -251 -251

Bovenstaande honoraria betreffen de werkzaamheden die bij Lefier en de in de consolidatie betrokken maatschappijen zijn uitgevoerd door accountantsorganisaties en onafhankelijke accountants zoals bedoeld in art. 1, lid 1 Wta (Wet toezicht accountantsorganisaties) en de in rekening gebrachte honoraria van het gehele netwerk waartoe de accountantsorganisatie behoort. Deze honoraria hebben betrekking op het onderzoek van de jaarrekening over het boekjaar 2021 en 2020, ongeacht of de werkzaamheden reeds gedurende het boekjaar zijn verricht.

9.13 Gebeurtenissen na balansdatum

Tot en met de datum van opmaken van de jaarrekening 2021 hebben zich geen gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.

   

10. Gescheiden verantwoording DAEB / niet-DAEB

1. Balans DAEB / niet DAEB per 31 december 2021

Bedragen x € 1.000

    31-12-2021 31-12-2021 31-12-2020 31-12-2020
ACTIVA Ref. DAEB niet-DAEB DAEB niet-DAEB
VASTE ACTIVA          
materiële vaste activa 8.1        
onroerende en roerende zaken ten dienste van de exploitatie   16.581 0 17.601 0
vastgoedbeleggingen          
DAEB vastgoed in exploitatie 8.2 3.481.175 0 2.891.699 0
niet-DAEB vastgoed in exploitatie 8.2 0 320.434 0 280.489
onroerende zaken verkocht onder voorwaarden 8.3 10.421 12.461 8.698 10.763
vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie 8.4 34.670 22 39.722 3.136
    3.526.266 332.917 2.940.119 294.388
financiële vaste activa 8.5        
deelnemingen   0 1 0 1
latente belastingvordering(en)   22.882 44 26.976 1
uitgesteld hedge-resultaat    44.508 0 45.589 0
overige vorderingen fva   150 0 164 0
netto-vermogenswaarde niet-DAEB   272.205 0 221.835 0
interne lening u/g   70.000 0 76.000 0
    409.745 45 370.564 2
totaal vaste activa   3.952.592 332.962 3.328.284 294.390
           
VLOTTENDE ACTIVA          
voorraden 8.6        
vastgoed bestemd voor de verkoop   0 5.675 0 6.598
    0 5.675 0 6.598
vorderingen 8.7        
huurdebiteuren   2.396 221 1.905 197
overige vorderingen   20.016 16 554 20
overlopende activa   2.353 208 3.045 175
    24.766 445 5.504 392
liquide middelen 8.8 -14.467 17.499 21 10.982
totaal vlottende activa   10.299 23.618 5.526 17.972
TOTAAL ACTIVA   3.962.891 356.580 3.333.810 312.361

Bedragen x € 1.000

    31-12-2021 31-12-2021 31-12-2020 31-12-2020
PASSIVA Ref. DAEB niet-DAEB DAEB niet-DAEB
eigen vermogen 8.9        
herwaarderingsreserve   2.608.202 221.835 1.982.668 205.099
overige reserves   -302.379 0 37.778 0
resultaat boekjaar   541.026 50.370 285.375 16.736
    2.846.848 272.205 2.305.821 221.835
voorzieningen 8.10        
voorziening onrendabele investeringen en herstructureringen   28.914 0 8.478 0
overige voorzieningen   1.959 0 1.986 0
    30.872 0 10.464 0
langlopende schulden 8.11        
schulden/leningen overheid   5.585 0 6.490 0
schulden/leningen kredietinstellingen   927.888 0 879.744 0
interne lening o/g   0 70.000 0 76.000
verplichtingen uit hoofde van onroerende zaken verkocht onder voorwaarden   9.087 11.983 7.932 10.447
derivaten   11.437 0 14.210 0
financiele leaseverplichtingen   928 0 1.075 0
overige schulden   0 440 0 369
    954.926 82.423 909.451 86.816
kortlopende schulden 8.12        
schulden aan kredietinstellingen   346 0 0 0
schulden aan overheid   904 0 465 0
aflossingsverplichtingen   53.009 27 66.307 0
schulden aan leveranciers   11.658 1.110 4.601 475
belastingen en premies sociale verzekeringen   6.396 0 5.085 0
schulden terzake van pensioenen   1 0 271 0
overlopende passiva   57.930 815 31.345 3.235
    130.245 1.952 108.073 3.711
           
TOTAAL PASSIVA   3.962.891 356.580 3.333.810 312.361

2. Functionele Winst- en Verliesrekening DAEB / niet DAEB over 2021

Bedragen x 1.000

    2021 2021 2020 2020
  ref. DAEB niet-DAEB DAEB niet-DAEB
           
huuropbrengsten   165.833 14.556 161.811 14.645
opbrengsten servicecontracten   6.742 714 6.787 780
lasten servicecontracten   -6.946 -733 -6.892 -737
overheidsbijdragen   1 0 8 0
lasten verhuur en beheeractiviteiten   -12.312 -852 -14.665 -1.170
lasten onderhoudsactiviteiten   -58.133 -4.400 -46.298 -3.340
overige directe operationele lasten exploitatie bezit   -26.718 -1.785 -29.210 -1.875
netto resultaat exploitatie vastgoedportefeuille 9.1 68.468 7.501 71.540 8.303
           
verkoopopbrengst vastgoedportefeuille   20.724 5.077 9.516 5.530
toegerekende organisatiekosten   -198 -44 -267 -162
boekwaarde verkochte vastgoedportefeuille   -15.638 -2.771 -6.046 -5.407
netto gerealiseerd resultaat verkoop vastgoedportefeuille 9.2 4.888 2.261 3.204 -40
           
overige waardeveranderingen vastgoedportefeuille   -47.387 -531 -13.863 -579
niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille   515.301 42.709 243.321 10.430
niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille verkocht onder voorwaarden   510 220 252 86
niet-gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedportefeuille bestemd voor verkoop   -40 17 0 561
waardeveranderingen vastgoedportefeuille 9.3 468.384 42.416 229.711 10.498
           
opbrengst overige activiteiten   268 0 357 0
kosten overige activiteiten   -126 -9 -196 0
netto resultaat overige activiteiten 9.4 142 -9 161 0
           
overige organisatiekosten 9.5 -21.225 -365 -4.680 -351
    2021 2021 2020 2020
  ref. DAEB niet-DAEB DAEB niet-DAEB
           
leefbaarheid 9.6 -3.919 0 -3.998 0
           
waardeveranderingen van financiële vaste activa, effecten en derivaten   2.759 0 -3.517 0
andere rentebaten en soortgelijke opbrengsten   1.408 0 1.521 0
rentelasten en soortgelijke kosten   -26.242 -1.391 -27.437 -1.409
saldo financiële baten en lasten 9.7 -22.075 -1.391 -29.433 -1.409
           
RESULTAAT VOOR BELASTINGEN   494.664 50.413 266.504 17.001
           
belastingen 9.8 -4.009 -43 2.136 -265
aandeel in het resultaat van niet-geconsolideerde ondernemingen waarin wordt deelgenomen   50.370 0 16.736 0
           
RESULTAAT NA BELASTINGEN   541.026 50.370 285.376 16.736

3. Kastroomoverzicht DAEB / niet DAEB 2021

Bedragen x € 1.000

    2021 2021 2020 2020
    DAEB niet-DAEB DAEB niet-DAEB
Operationele activiteiten          
Huren   165.268 14.556 160.749 14.645
Vergoedingen   7.599 714 7.689 780
Overige bedrijfsontvangsten   9.784 0 8.501 367
Renteontvangsten   1.397 0 1.507 0
Saldo ingaande kasstromen   184.048 15.270 178.446 15.792
           
Erfpacht   20 0 20 0
Personeelsuitgaven   24.112 568 26.070 780
Onderhoudsuitgaven   53.771 4.400 39.005 3.340
Overige bedrijfsuitgaven   31.184 2.433 30.637 2.146
Rente uitgaven   27.702 1.391 28.850 1.409
Sectorspecifieke heffing onafhankelijk van resultaat   113 0 123 9
Verhuurderheffing   12.789 0 15.456 470
Leefbaarheid externe uitgaven niet investering gebonden   1.151 0 1.253 0
Saldo uitgaande kasstromen   150.841 8.792 141.415 8.154
Kasstroom uit operationele activiteiten   33.207 6.479 37.031 7.638
           
(Des)investeringsactiviteiten          
Verkoopontvangsten bestaande huur, woon- en niet woongelegenheden   19.111 3.039 9.193 5.387
Verkoopontvangsten woongelegenheden (VOV) na inkoop in dPi periode   261 0 587 0
Verkoopontvangsten grond   0 3.762 82 142
Tussentelling ingaande kasstroom MVA   19.372 6.800 9.863 5.530

Bedragen x € 1.000

    2021 2021 2020 2020
    DAEB niet-DAEB DAEB niet-DAEB
Nieuwbouw huur, woon- en niet woongelegenheden   51.509 0 43.904 0
Woningverbetering, woon- en niet woongelegenheden   39.441 718 16.686 61
Aankoop woongelegenheden (VOV) voor doorverkoop   2.776 0 173 0
Sloopuitgaven, woon- en niet woongelegenheden   4.028 0 2.280 102
Investeringen overig   1.657 0 5.224 0
Externe kosten bij verkoop   -44 44 27 162
Tussentelling MVA uitgaande kasstroom   99.366 762 68.294 325
           
Saldo in- en uitgaande kasstromen vastgoedbeleggingen   -79.993 6.038 -58.431 5.204
           
Ontvangsten verbindingen   20 0 82 0
Ontvangsten overig   16.082 0 6.000 0
Uitgaven overig   4.326 0 0 0
Saldo in- en uitgaande kasstroom financiële vaste activa   11.775 0 6.082 0
Kasstroom uit (des)investeringen   -68.218 6.038 -52.349 5.204
           
Financieringsactiviteiten          
Nieuwe door WSW geborgde leningen   86.903 0 75.000 0
Tussentelling inkomende kasstromen   86.903 0 75.000 0
           
Aflossing door WSW geborgde leningen   66.381 0 48.796 0
Aflossing niet door WSW geborgde leningen DAEB investeringen   0 0 199 0
Aflossing niet door WSW geborgde leningen niet-DAEB investeringen   0 6.000 0 6.000
Tussentelling uitgaande kasstromen   66.381 6.000 48.995 6.000
Kasstroom uit financieringsactiviteiten   20.522 -6.000 26.005 -6.000
           
Mutatie liquide middelen   -14.489 6.516 10.687 6.842
Wijziging kortgeldmutaties   0 0 -6.535 0
           
Liquide middelen per 1-1   22 10.982 -4.131 4.140
Liquide middelen per 31-12   -14.467 17.499 22 10.982

11. Verantwoording Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi publieke sector (WNT)

Overige informatie

Werknemers

Gedurende het jaar 2021 had Lefier gemiddeld 289,0 fte in dienst (2020: 305,0 fte). Geen van de werknemers is buiten Nederland werkzaam (2020: 0).

Raad van commissarissen

De Vereniging van Toezichthouders bij Woningcorporaties (VTW) heeft in 2015 de 'Code voor de honorering van toezichthouders bij woningcorporaties' opgesteld en in 2017 gewijzigd. 

De WNT2, ingegaan per 1 januari 2015, kent leden en voorzitters van een RvC een hogere maximale vergoeding toe. Aan deze verruiming is door het bestuur van de Vereniging Toezichthouders Woningcorporaties een grens gesteld. De RvC onderschrijft dit voorstel van de VTW, de WNT2 en heeft deze grenzen meegenomen in het besluit honorering 2021 en volgende jaren, zoals dat op 3 december 2020 is genomen. De volgende maxima zijn van toepassing:

Bedragen in € (excl. btw)

  voorzitter lid
Toepasselijk WNT-maximum 31.350 20.900
Bindende beroepsregel VTW 25.150 16.850
Honorering 2020 22.560 14.970
Honorering 2021 25.150 16.850

WNT-verantwoording 2021 Stichting Lefier

Per 1 januari 2013 is de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke- en semipublieke sector (WNT) ingegaan. Deze verantwoording is opgesteld op basis van de volgende op Stichting Lefier van toepassing zijnde regelgeving: het WNT-maximum voor de woningcorporaties, klasse H.
Het bezoldigingsmaximum in 2021 is € 209.000. Dit geldt naar rato van duur en/of omvang van het dienstverband. Het individuele WNT-maximum voor de leden van de RvC bedraagt voor de voorzitter 15% en voor de overige leden 10% van het bezoldigingsmaximum, berekend naar rato van de duur van het dienstverband.

1a. Leidinggevende topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen met dienstbetrekking:

Gegevens 2021    
Bedragen x € 1 E.M Dost  
Functiegegevens Bestuurder  
Aanvang en einde functievervulling in 2021 01/01-31/12  
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in fte) 1  
Dienstbetrekking? ja  
Bezoldiging    
Beloning plus belastbare onkostenvergoedingen 190.650  
Beloningen betaalbaar op termijn 18.339  
Subtotaal 208.989  
     
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum 209.000  
     
-/- Onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag N.v.t.  
     
Bezoldiging 208.989  
     
Het bedrag van de overschrijding, en N.v.t.  
de reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan N.v.t.  
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling N.v.t.  
Gegevens 2020    
Bedragen x € 1 E.M Dost M. Drijver
Functiegegevens Bestuurder Adviseur bestuur
Aanvang en einde functievervulling in 2020 01/01-31/12 01/01-31/01
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in fte) 1 1
Dienstbetrekking? ja ja
Bezoldiging    
Beloning plus belastbare onkostenvergoedingen 175.981 12.179
Beloningen betaalbaar op termijn 24.576 1.788
Subtotaal 200.557 13.968
     
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum 201.000 15.075
     
Bezoldiging 200.557 13.968

1b. Leidinggevende topfunctionarissen zonder dienstbetrekking in de periode kalendermaand 1 t/m 12:

Niet van toepassing dit boekjaar.

1c. Toezichthoudende topfunctionarissen:

Gegevens 2021            
bedragen x € 1 E.V. Koenen L.T. van Bloois W. van Gent H. Donkervoort W. van Olst H. Rijpstra
Functiegegevens Voorzitter Lid Lid Lid Lid Lid
Aanvang en einde functievervulling in 2020 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 17/04 1/1 - 31/12 19/4 - 31/12
             
Bezoldiging            
Bezoldiging 25.150 16.850 16.850 4.910 16.850 11.748
             
Individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum 31.350 20.900 20.900 6.127 20.900 14.716
             
-/- Onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
             
Het bedrag van de overschrijding en de reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
             
Gegevens 2020            
bedragen x € 1 E.V. Koenen L.T. van Bloois W. van Gent H. Donkervoort W. van Olst H.W. van Kesteren
Functiegegevens Voorzitter Lid Lid Lid Lid  
Aanvang en einde functievervulling in 2019 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 1/1 - 31/12 7/4 - 31/12 1/1 - 6/4
             
Bezoldiging            
Totale bezoldiging 23.153 15.246 14.970 15.406 11.080 2.949

1d. Topfunctionarissen met een totale bezoldiging van € 1.700 of minder:

Niet van toepassing dit boekjaar.

1e. Topfunctionaris met een totale bezoldiging van meer dan € 1.700:

Niet van toepassing dit boekjaar.

1f. Topfunctionaris met een totale bezoldiging van meer dan € 1.700 waarop de anticumulatie bepaling van toepassing is:

Niet van toepassing dit boekjaar.

1g. Topfunctionaris met een totale bezoldiging van € 1.700 of minder waarop de anticumulatiebepaling van toepassing is:

Niet van toepassing dit boekjaar.

2. Uitkeringen wegens beëindiging dienstverband aan topfunctionarissen:

Niet van toepassing dit boekjaar.

3. Overige rapportageverplichtingen op grond van de WNT:

Naast de hierboven vermelde topfunctionarissen zijn er geen overige functionarissen met een dienstbetrekking die in 2020 een bezoldiging boven het individueel toepasselijke drempelbedrag hebben ontvangen.
 

Volgend hoofdstuk: 09 Overige gegevens